Bemanning begint schip Witte Huis te verlaten
NEW YORK - Gale Norton heeft de Amerikaanse president Bush vorige week laten weten dat zij eind deze maand opstapt. Minister van Binnenlandse Zaken Norton is voor veel Europeanen een onbekende factor, maar in de afgelopen vijf jaar was zij een van Bush’ steunpilaren.
De 52-jarige Norton zegt dat zij heeft gerealiseerd wat zij wilde bereiken en dat zij nu meer tijd wil besteden aan haar familie. Dat is de klassieke formulering, aldus politiek analist Thomas Mann van het Brookings Research Instituut in Washington, „maar in feite zegt zij tegen Bush dat het nu voor haar een gunstig moment is om op te stappen. Er zullen meer prominente figuren vertrekken. Ben ik helderziende? Nee hoor, maar er komt een moment in de tweede ambtstermijn van presidenten waarop naaste medewerkers het schip verlaten.”„Het zinkende schip?” Mann denkt niet dat het al zover is met president Bush, maar benadrukt dat een tweede termijn altijd moeilijker is dan een eerste termijn. „In een eerste termijn bouwt men op en schaart de partij zich achter de nieuwe president. In een tweede termijn verliest de president veel van zijn bindende kracht, omdat hij binnen afzienbare tijd toch weggaat.
Daar komt bij Bush de toenemende kritiek op de situatie in Irak bij. Daardoor distantiëren tal van zijn Republikeinse partijgenoten zich van hem, omdat zij straks bij de verkiezingen in november niet vereenzelvigd willen worden met Bush’ Irakbeleid”, aldus Mann.
Mede door Irak scoort Bush ongewoon laag in de opiniepeilingen. Alleen president Richard Nixon -toen al verwikkeld in het Watergateschandaal- deed het in deze periode van zijn tweede ambtstermijn slechter wanneer men de presidentschappen van de laatste halve eeuw bekijkt. „Ronald Reagan en Bill Clinton scoorden aanzienlijk beter, maar pas op, ook zij werden zo rond de helft van hun tweede ambtstermijn geconfronteerd met het vertrek van prominente leden van de regering”, aldus Mann.
Edward Rollins, voormalig stafmedewerker van president Reagan, typeert het werken in het Witte Huis als een uitputtingsslag. „Je bent elke dag vroeg in het Witte Huis. Vaak ook in het weekeinde. Dan volgen er stafvergaderingen of speciale meetings en vergeet niet de constante stroom van crises, klein en groot. Naarmate de jaren voorbijglijden, worden die crises niet kleiner, maar zij verrassen de staf van het Witte Huis wel gemakkelijker”, meent Rollins.
Hij noemt de recente ’opstand’ onder de Republikeinen over de overname van Amerikaanse havenfaciliteiten door Dubai Ports World als een typisch voorbeeld van een crisis die zich twee jaar geleden nooit tot crisis ontwikkeld zou hebben. „De staf van het Witte Huis had de waarschuwingssignalen eerder opgevangen en verwerkt tot een strategie. Nu werd Washington verrast en dat leidde tot een crisis”, aldus Rollins.
Hij wijst erop dat Norton de factor ”vermoeidheid” noemde als een van de redenen waarom zij het Witte Huis, of beter gezegd: de regering-Bush, nu verlaat. Een man die het volgens Rollins bijzonder zwaar heeft is Andrew Card, de chef van president Bush’ staf. „Die man staat ’s morgens om halfvijf op en hij komt ’s avonds rond tien uur thuis. In het weekeinde is hij gewoonlijk niet ver uit de buurt van de president, die Card niet alleen nodig heeft als regelaar van de werkzaamheden in het Witte Huis, maar ook als een van zijn belangrijkste adviseurs. Een slopende baan”, vindt Rollins.
Card vindt dat zelf nogal meevallen. „Ik ben dit gewend. In m’n studententijd bracht ik ’s morgens kranten rond, werkte ik tot ’s avonds laat bij McDonald’s en tussendoor moest ik college lopen en studeren. Wat dat betreft sluit het werkschema van het Witte Huis daar aardig bij aan”, aldus Card vorig jaar in het tv-programma C-Span.
„Natuurlijk zal Card nooit toegeven dat hij af en toe op z’n wenkbrauwen loopt, maar reken er maar op dat in de komende maanden een aantal naaste medewerkers van Bush zal vertrekken”, besluit Thomas Mann van Brookings.