Nieuwe theologie
De moderne theologie van vandaag de dag heeft talrijke verschijningsvormen. Een daarvan is de denkwijze die in het Engelse taalveld wordt aangeduid als de ”emergent church”, de opkomende kerk. De zogenoemde ”radicale orthodoxie” is een andere variant van hedendaagse theologie. Beide theologische oriëntaties komen ter sprake in het januarinummer van het tijdschrift Themelios: An International Journal for Theological and Religious Studies Students (jaargang 31, nummer 2).
Jeffrey K. Jue schrijft over de vraag: „Wat komt er te voorschijn in de kerk? Postmoderniteit, de Opkomende Kerk en de Reformatie.” Jue doceert kerkgeschiedenis aan Westminster Theological Seminary in Philadelphia (VS) en hij benadert de Emergent Church (”Rijzende Kerk”) in zijn artikel dan ook vooral vanuit een historisch gezichtspunt. Het gaat hier om een beweging die ook wel ”postconservatief” of ”postevangelicaal” wordt genoemd en die gericht is op „een nieuw christendom dat geschikt is voor de postmoderne omgeving.” Brian McLaren is een prominente vertegenwoordiger ervan.De focus op het postmodernisme in de opkomende kerk gaat gepaard met een bepaalde visie op de geschiedenis. Het postmodernisme onderscheidt zichzelf immers van de moderniteit en wil deze overwinnen. Als de moderniteit geacht wordt begonnen te zijn in de eeuw van de Reformatie of in de eeuw daarna, zoals sommige representanten van de emergent church beweren, dan brengt een keuze voor een postmoderne oriëntatie met zich mee dat afstand wordt genomen van de theologie sinds de Reformatie. Jeffrey Jue weerspreekt terecht dat de rechtzinnige theologie van na de Reformatie rationalistisch was. Daarmee vervalt goeddeels de legitimiteit van de kritische beoordeling van de protestantse theologiegeschiedenis die in de opkomende kerk aanhang vindt.
Jue betoogt integendeel dat gereformeerde theologie juist kan helpen om eenzijdigheden van de emergent church te corrigeren. Gereformeerde theologie heeft namelijk veel geïnvesteerd in de doordenking van de geloofsbelijdenis. Zij biedt ook een tegenwicht aan een eenzijdige concentratie op wat gemeenschappelijk wordt gedaan, „ten koste van het individu” en zijn „individuele redding.” De gereformeerde visie op het predikantschap, met zijn focus op prediking en twee sacramenten, levert bovendien een correctie op het streven om vooral kerkgroei te bewerken en daartoe de meest uiteenlopende moderne middelen te gebruiken.
Een heel andere hedendaagse denkrichting is de zogenaamde radicale orthodoxie. Daarover schrijft R. Michael Allen, promovendus aan Wheaton College, Illinois, in hetzelfde nummer van Themelios. Deze beweging begon in 1990 met het werk van John Milbank over ”Theologie en sociale theorie” en zij wordt mede gedragen door William Cavanaugh, Graham Ward en anderen. De radicale orthodoxie wil op „alle terreinen van het menselijke leven” een theologisch licht doen schijnen, en verzet zich tegen een seculiere manier van denken. De dingen ontvangen hun zijn als een gave uit de hand van God. Op het gebied van de kennis is er geen seculiere neutraliteit; de radicale orthodoxie wijst hier onder meer op de betekenis van vooronderstellingen. De prominentste voorstanders van de radicale orthodoxie komen uit rooms-katholieke en anglicaanse hoek. Deze woordvoerders hebben zich vooral gericht op thema’s als Drie-eenheid en christologie.
In het kritische deel van zijn beschouwing stelt Allen een aantal „evangelicale vragen” aan de radicale orthodoxen. Daarbij signaleert hij een dogmatische tegenstelling tussen het protestantisme en de radicale orthodoxie: laatstgenoemde legt veel nadruk op transsubstantiatie, de rooms-katholieke veronderstelling dat brood en wijn bij het avondmaal reëel veranderen in het eigen lichaam en bloed van Christus. Allen noteert ook een aantal punten van het christelijke geloof die bij de radicale orthodoxen tot dusver nauwelijks aandacht hebben gekregen: de Bijbel, de zonde, en de genade van bekering en wedergeboorte.
Uit Allens artikel valt op te maken dat weliswaar de afwijzing van seculier denken gereformeerde christenen kan verbinden met deze anglicaans-katholieke radicale orthodoxie, maar dat tussen beide overtuigingen theologische verschillen bestaan.
In het Journal of Church and State (jaargang 47, 2005, nummer 4) publiceerde Derek H. Davis vanuit juridisch oogpunt een redactionele bijdrage over de vraag of atheïsme kan gelden als religie. De aanleiding tot deze vraag is een rechterlijke uitspraak uit 2005 die atheïsme en religie grondwettelijk op eenzelfde lijn ziet staan. In de Amerikaanse jurisprudentie werd religie aanvankelijk opgevat als op God gericht. Maar in 1943 begon een trend in rechtbanken waarbij het begrip religie ook van toepassing wordt verklaard op een bepaalde diepste overtuiging die qua functie wordt beschouwd als vergelijkbaar met religie in de klassieke betekenis. Voor die opvatting heeft het hooggerechtshof zich ook beroepen op de 20e-eeuwse theoloog Paul Tillich. Hoewel een rechterlijke uitspraak uit 1977 de rekbaarheid van de functionele benadering enigszins lijkt in te perken door een omschrijving te leveren van kenmerkende eigenschappen van religie, heeft de uitspraak van 2005 nu ook atheïsme onder het hoofd van religie geschaard.
Aza Goudriaan, wetenschappelijk onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam