Verwarring bij VVD
„De kiezer geeft, de kiezer neemt; soeverein als de zee.” Met die poëtische en tegelijk ietwat cryptische zin begon de VVD’er Van Aartsen woensdagochtend de persconferentie waarop hij zijn aftreden als fractievoorzitter toelichtte.
Dat Van Aartsen de verantwoordelijkheid neemt voor de nederlaag is moedig. Toch is het maar de vraag of de stembusuitslag van dinsdag de enige reden was voor zijn vertrek. Want feitelijk is van de drie partijen van de regeringscoalitie de VVD het minst beschadigd. Het CDA heeft zwaardere klappen gekregen en D66 is gehalveerd.Kennelijk is de verkiezingsuitslag van dinsdag voor Van Aartsen de druppel geweest in een emmer die al tot de rand toe was gevuld. De liberalen, die jarenlang het imago hadden van een solide, vastberaden partij, ontbreekt het al enkele jaren aan duidelijkheid.
Dat manifesteert zich op ten minste twee punten; het leiderschap en de politieke koers. Wat men ook van Wiegel en Bolkestein vond, vriend en vijand waren het erover eens dat zij destijds als partijleider de teugels stevig in handen hadden.
Van Aartsen had dat niet. Ondanks dat hij het politieke spel met durf speelde, ontbrak het hem kennelijk aan voldoende overtuigingskracht om zich binnen de partij als leider te profileren. Toen hij in 2004 kenbaar maakte politiek leider en lijstaanvoerder van de VVD te willen worden, kreeg hij het congres niet mee. De titel leider werd hem onthouden, hij mocht zich slechts „aanvoerder” van de liberalen noemen.
De Britten zeggen dan: „What is in a name?” Maar in dit geval deed het er wel degelijk toe. Het bleef voor partijleden en voor buitenstaanders onduidelijk wie het nu echt voor het zeggen had: Van Aartsen of Zalm.
Bovendien zocht het partijbestuur steeds maar weer naar nieuwe kandidaten voor het leiderschap. Daarbij kwam dat Wiegel er van tijd tot tijd genoegen in had om proefballonnetjes op te laten over zijn mogelijke terugkeer naar Den Haag. Kortom, het ontbrak Van Aartsen aan een duidelijke positionering als leider.
Dat brak hem vooral op bij discussies over de koers van de partij. Inmiddels tekenen zich daar twee of misschien wel drie flanken af. Allereerst de groep die de oude partijlijn wil voortzetten: deze is gesteld op individuele vrijheid waarbij ze andere opvattingen de ruimte wil laten. Exponent van deze groep is Wiegel.
Daartegenover staat Hirsi Ali met haar aanhang, die -desnoods met harde hand- het liberale of liever libertijnse ideaal nastreeft. Daardoorheen speelt de kwestie of de VVD moet kiezen voor een sociale lijn. Er is een groep liberalen die het beleid van de huidige regering te hard vindt.
Van Aartsen is er niet in geslaagd de verschillende flanken bij elkaar te brengen. Daarvoor ontbrak het hem aan gezag.
De vraag is of Rutte dat als VVD-leider wel zal lukken. Hij is zeker getalenteerd, heeft inmiddels verschillende lastige klussen geklaard en zijn relatieve jeugdigheid -ofschoon hij 39 is- zal kiezers aanspreken. Bovendien heeft hij bewezen in staat te zijn mensen met tegengestelde meningen aan tafel te krijgen en daar te houden.
Maar juist Rutte bepleit een meer sociaal liberalisme. Of de VVD met die positiekeus de neergaande lijn kan keren, valt te betwijfelen.
PvdA-stemmers kan zij daarmee niet winnen; CDA’ers slechts in beperkte mate. De VVD kan ook een deel van de traditionele achterban kwijtraken als ze op sociaaleconomisch terrein links van het CDA komt te staan.
Eerder liggen er kansen aan de rechterkant van de partij. Als de VVD naar links (en dus naar het midden) opschuift, moet Wilders heel snel veel nieuwe kandidaten zoeken. Dan is er echt ruimte voor een conservatieve partij.