Wat dan?
God heeft de mens recht gemaakt en over dat recht laat Hij zich niet onbetuigd. Niet alleen door Zijn Woord, maar ook door Zijn werken en door het getuigenis van de consciëntie in die mensen die Zijn Woord niet hebben. Ja, zelfs de blinde heidenen hebben het recht van God gezien en hebben geweten dat diegene die God niet dienen, maar kwaad doen, des doods waardig zijn. Dat leert de apostel in Romeinen 1:32.
Daarom kan de mens niets dan kwalijk bidden. Dat is zijn zonde. Doch ondertussen is het Gods eis en de schuldige plicht van de mens om wél te bidden. Maar, zal men zeggen, is het dan niet beter dat de goddeloze het bidden nalaat totdat de Heere zich over hem ontfermt en hem genade geeft om in waarheid te bidden? Ik zeg u: neen! Want men mag nooit een kwaad doen om enig goed daardoor te werken. Het bidden nalaten is een zonde, ja een gruwelijke zonde. Want niemand kan met recht vertrouwen enige genade en zegen van God te verwachten zolang hij de middelen die God verordineerd heeft, verzuimt en nalaat.Het gebed is een middel om de mens alle goed en genade te geven. Terwijl een onbekeerd mens bidt, is de Heere vrij hem genade en vergeving van zonde te schenken. Dat zien we in de stokbewaarder, want terwijl hij zijn zwaard trekt om zichzelf te doden, komt de Heere en schenkt hem genade.
Franciscus de Wael, predikant te ’s Hertogenbosch (”Practijcke des Ghebedts”, 1662)