Het exportverbod was in 1996 ingesteld toen bleek dat zeer veel Britse koeien besmet waren met de gekkekoeienziekte BSE. Inmiddels zijn BSE–koeien zeldzaam: van 37.280 gevallen in 1992 naar 161 in 2005.De afname is te danken aan beter veevoer: niet langer mogen bedrijven koeienbotten en risico–organen vermalen in het veevoer. De risico–organen mogen ook niet voor menselijke consumptie worden verwerkt.

BSE kan bij mensen leiden tot de ziekte Creutzfeldt–Jakob, waarbij de hersens verweken en het slachtoffer sterft. In Groot–Brittannië zijn daaraan tientallen mensen overleden. In Nederland is in 2005 een geval opgedoken.

Europees Commissaris Markos Kyprianou (Gezondheid) beklemtoont dat het Britse vlees veilig is. „De Europese Commissie heeft geen risico’s genomen bij de omgang met BSE. De strengste monitoring en controles zijn toegepast", zei Kyprianou. „Groot–Brittannië heeft voldaan aan alle criteria voor opheffing van de vleesboycot, in lijn met wetenschappelijk en veterinair advies. We moeten dit erkennen en de normale handel hervatten".

Het voorstel dat nu vrijwel zeker wordt aangenomen, is om de export te hervatten van alle Britse vleesproducten die na 15 juni 2005 zijn gemaakt. Alleen voor T–bonesteaks moeten de Britten eerst hun eigen regels nog in lijn brengen met de EU–regels. Uitvoer mag ook van levende koeien die na 1 augustus 1996 zijn geboren.

De handel in rundvlees tussen Nederland en Groot–Brittannië is nooit groot geweest. In 1995, het laatste volle jaar voor het exportverbod, vervoerde de Britten 28,6 miljoen kilo (karkasgewicht) rundvlees naar Nederland, blijkt uit cijfers van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE).

De verwachting is daarom dat de terugkeer van het Britse rundvlees op de Nederlandse markt voor weinig verandering zal zorgen. Volgens een woordvoerder van de PVE zullen de Britten de markt helemaal opnieuw moeten „veroveren". Na het exportverbod hebben ondermeer Ierland, Brazilië en Argentinië het gat, dat de Britten in Nederland achterlieten, opgevuld.