Opinie

Jeugdwerk verdient meer steun overheid

Het jeugdwerk vervult een belangrijke maatschappelijke taak. Daarom verdient het meer (financiële) steun van de overheid, stelt Herman van Wijngaarden namens de Nederlandse Jeugdgroep waarin tal van jongerenorganisaties zijn vertegenwoordigd.

2 July 2002 11:26Gewijzigd op 13 November 2020 23:39
„Het jeugdwerk wordt geconfronteerd met een subsidieregeling die geen recht doet aan de belangrijke bijdrage die het jeugdwerk levert.” - Foto RD, Anton Dommerholt
„Het jeugdwerk wordt geconfronteerd met een subsidieregeling die geen recht doet aan de belangrijke bijdrage die het jeugdwerk levert.” - Foto RD, Anton Dommerholt

De beoogde nieuwe premier van Nederland -Balkenende- schijnt het erg goed te doen onder jongeren. Zou het zijn jongensachtige voorkomen zijn dat aanspreekt? Of is het de betrouwbare indruk die hij maakt, of… zijn het zijn jeugdvriendelijke opvattingen? De Nederlandse Jeugdgroep (NJG) ziet inderdaad wel wat in dat laatste. Het CDA is tenslotte een partij die vóór de verkiezingen gepleit heeft voor een minister voor Jeugd- en gezinszaken. En Balkenende zelf heeft in die periode op een bijeenkomst van de NJG aangegeven dat hij veel waarde hecht aan het vrijwillige jeugdwerk in de Nederlandse samenleving. Het kan dan ook niet anders of hij zal veel herkennen in het manifest dat de NJG in deze dagen (mede) naar hem heeft toegestuurd.

In een periode waarin onderwerpen als ”kwaliteit van de samenleving” en ”burgerschapsvorming” hoog op de agenda staan, hoopt de NJG op des te meer oor voor zijn boodschap: Politiek, onderschat niet de betekenis van het vrijwillige jeugdwerk voor de sociale samenhang in onze maatschappij!

Bij de NJG zijn 23 landelijke jeugdorganisaties aangesloten, die een heel breed spectrum van de Nederlandse samenleving vertegenwoordigen: Scouting, Nuso, SoW-jeugdwerk, maar ook bijvoorbeeld de Hervormd Gereformeerde JeugdBond (HGJB), het Landelijk Contact Jeugdverenigingen van de Christelijke Gereformeerde Kerken (LCJ) en de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG). Gezamenlijk hebben ze 500.000 actieve jeugdleden en zo’n 200.000 vrijwilligers. Hun bereik wordt geschat op meer dan een miljoen jonge mensen! Melkert noemde in zijn reactie op het manifest vrijwilligersorganisaties „het cement van de samenleving.” En Balkenende zei over de NJG dat het CDA jongerenparticipatie graag als een aparte doelstelling van beleid ziet.

Aansprekend opvoeden
Als de NJG wijst op de betekenis van het vrijwillige jeugdwerk, weet de organisatie zich daarin gesteund door het advies dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) vorig jaar aan het toenmalige kabinet uitbracht onder de titel ”Aansprekend opvoeden”. In dat advies signaleert de RMO een „gat in de pedagogische infrastructuur.” Daarmee wordt bedoeld dat het klimaat waarbinnen jongeren opgroeien (en opgevoed worden) geen aaneengesloten geheel meer vormt. Je hebt het gezin, de school en misschien de sportvereniging, maar gezamenlijk laten die toch een gat open in de zorg voor jongeren. Waar je vroeger nog de buurt, de familieverbanden of de kerk had om kinderen en jongeren op te vangen, is de functie van die instituties nu veel kleiner geworden of zelfs weggevallen.

Het begrip ”gat in de pedagogische infrastructuur” zegt jongeren natuurlijk niks, maar de ervaring erachter kennen ze wel degelijk. Het zogenaamde veiligheidsprobleem is daar een uiting van. Hoe vreemd het ook mag klinken, jongeren vragen in feite om meer ”toezicht”. Daarmee bedoelen ze niet in de eerste plaats zoiets als controle, maar wel méér voorzieningen die op henzelf gericht zijn en vooral: meer mensen die zich persoonlijk en op een constructieve manier om hen bekommeren. Anders gezegd: ze vragen om een betere pedagogische infrastructuur.

In dit verband verwijst het RMO-advies naar het Afrikaanse gezegde: ”It takes a village to raise a child” (om een kind op te voeden, heb je een dorp nodig). School en gezin zijn niet genoeg: burgers, instellingen en overheden moeten het grootbrengen van kinderen weer méér gaan opvatten als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De RMO roept ertoe op de oude village-principes op een nieuwe, moderne manier vorm te geven.

Betrokkenheid
Het voert te ver om dit hier helemaal uit te werken. In dit artikel gaat het vooral om het belang van het vrijwillige jeugdwerk voor deze nieuwe pedagogische infrastructuur. Want jeugdorganisaties hebben inderdaad een enorm potentieel om daaraan bij te dragen. Er wordt bij wijze van spreken geen probleem gesignaleerd of het vrijwillige jeugdwerk probeert er programma’s op te zetten (als ze er tenminste de middelen toe hebben). Steeds vaker worden jeugdorganisaties ook ingezet om specifieke groepen jongeren te bereiken, zoals gehandicapten, asielzoekers en jongeren in een achterstandpositie.

Wie ten aanzien van het jeugdbeleid het belang van preventie en participatie benadrukt, zoals de meeste politieke partijen in hun programma’s deden, vindt bij de jeugdorganisaties dus een gewillig oor.

Zap-vrijwilliger
Waar de jeugdorganisaties mee zitten, is dat het voor hen steeds moeilijker wordt om hun pedagogische en maatschappelijke functie waar te maken. Om te beginnen is er het probleem van het afbrokkelen van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers zijn moeilijker te vinden, maar vooral: ze zijn ánders. In het jeugdwerk is de zogenaamde zap-vrijwilliger opgestaan. Dat zijn vrijwilligers die zich incidenteel willen inspannen (op projectmatige basis), maar na verloop van tijd weer iets anders willen doen. Voor de jongerenorganisaties betekent dit een totale omslag van hun organisatie, zowel in de administratie als in de begeleiding en training, waar ze veel energie in moeten steken.

Daar komt nog bij dat ze geconfronteerd worden met een subsidieregeling die volgens hen geen recht doet aan de belangrijke bijdrage die het jeugdwerk levert. Subsidieregels ervaren ze als erg bureaucratisch, wat ten koste gaat van het uitvoerende werk.

Een ander probleem in de huidige subsidieregeling is dat er een plafond in is aangebracht. Dat wil zeggen dat groei van het jeugdwerk niet leidt tot meer subsidie. De NJG kan dus wel streven naar een groter bereik, maar dat betekent alleen maar dat hetzelfde geld door meer organisaties (en hun jongeren) gedeeld moet worden. Zo ontstaat in feite de vreemde situatie dat succes niet wordt beloond, maar gestraft! Het heeft geen uitleg nodig dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het werk.

Blijven groeien
De kracht van de landelijke jongerenorganisaties is dat ze soms al meer dan honderd jaar meedraaien. Daarmee hebben ze zich een belangrijke positie verworven in de Nederlandse maatschappij, óók dankzij het feit dat ze voortdurend met hun tijd zijn meegegroeid. Het is van groot belang dat ze de ruimte krijgen om te blíjven groeien. Hopelijk zal het nieuwe kabinet die ruimte geven!

De auteur is staflid van de HGJB.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer