Inburgeren met biestpannenkoek en rolpens
NEERIJNEN - Betuws dialect leren spreken, biestpannenkoek proeven en rolpens eten. Dat waren de ingrediënten voor een cursus inburgeren donderdagavond in het Betuwse Neerijnen.
De cursus is bedoeld voor voormalig stedelingen die nu in een Betuws dorp wonen, én Betuwenaren die hun streek beter willen leren kennen. De beloning? Een permanente verblijfsvergunning.„Bettie achum aijt?” probeert Ekko (32) voorzichtig. Vragend kijkt hij de geboren en getogen Betuwenaar Aart Kusters aan. „Ieselijk goed. Weet je ook wat het betekent? reageert deze. Ekko haalt zijn schouders op. Hij komt oorspronkelijk uit Huizen en spreekt geen woord Betuws. „Het wil zeggen: Bijt-ie als ik hem aai? Maar maak je geen zorgen, jij krijgt die verblijfsvergunning wel”, zegt Kusters lachend. Een waarschuwing moet hem nog wel van het hart. „Praat alleen thuis dialect, op straat moet er buitenlands worden gesproken. Anders krijgt je het aan de stok met dat vrommes in Den Haag, minister Verdonk.”
De ruim tachtig cursisten, van wie de helft voormalig stedeling, moeten er hartelijk om lachen. In een klein zaaltje op de eerste verdieping van het Stroomhuis, een cultureel centrum in Neerijnen, proberen ze de eerste beginselen van het Betuws dialect onder de knie te krijgen. Het is een onderdeel van de inburgeringscursus die de stichting Huis voor de Kunst hun in acht bijeenkomsten aanbiedt.
Volgens organisatrice C. Derksen, zelf afkomstig uit Geldermalsen, is de cursus voor stedelingen ludiek bedoeld met een dikke knipoog naar het inburgeringsbeleid van minister Verdonk. Maar er zit ook een serieuze kant aan. „Dorpelingen zijn geneigd om degenen die niet zijn geboren en getogen in het dorp voorgoed als import te beschouwen. Nu steeds meer stedelingen zich op het platteland vestigen, kan dat spanning geven in de traditionele sociale structuur van de gemeenschap. De cursus moet beide groepen begrip voor elkaar bijbrengen”, vertelt ze.
Ondanks dat ze beiden al ruim veertig jaar in de Betuwe wonen, hebben Miesje (62) en Hanny (62), die niet met hun achternaam in de krant willen, zich ook opgegeven voor de cursus. „Vanwege het leuke programma”, verklaren ze. De verschillen tussen stedelingen en plattelanders herkennen de twee vriendinnen wel. „Mensen die uit de stad komen, hebben vaak een ideaalbeeld van het platteland. Zij storen zich bijvoorbeeld aan het schieten van de fruittelers om vogels weg te jagen tijdens de kersenteelt. Ik kom hier toch voor mijn rust, zeggen ze dan”, vertelt Miesje.
Ook mensen uit de stad, zoals D. ten Kate (55), kunnen over die verschillen meepraten. „Ik heb mijn plek gevonden, maar ik moest heel erg wennen aan de bekrompen ons-kent-onsmentaliteit die er in een dorp heerst. Ik hoor er nu wel bij, maar zal nooit een echte Betuwenaar worden.”
Na de Betuwse taaloefeningen krijgen de cursisten uitleg over diverse streekgerechten, zoals biestpannenkoeken -gemaakt van de tweede of derde melk van een koe die pas een kalfje heeft gekregen- en rolpens, een zure schijf van gemalen varkens- en rundvlees. Het blijft niet bij luisteren. Na een klein halfuurtje mogen de cursisten naar een zaal, waar de lokale lekkernijen worden opgediend. „Net hamburger met appel”, zegt Marleen (32) uit Waardenburg als ze een hap rolpens neemt.
J. de Kock sluit de avond af door de zaal te vermaken met verhalen in Betuws dialect. J. Hento (65), oorspronkelijk afkomstig uit het Friese Wolvega, vindt de lessen een groot succes. Na acht jaar is hij inmiddels aardig ingeburgerd in het Betuwse Ophemert. Dat ligt voornamelijk aan zijn eigen inzet, vertelt hij. „Doe mee aan plaatselijke activiteiten, zoals deze avonden, dan voel je je het snelst thuis”, is zijn advies.
Voorlopig zijn de meeste Neerijners nog niet klaar met inburgeren. Na deze bijeenkomst staan er nog zes avonden op het programma, waardoor ze verder kennismaken met het wonen en leven in een dorp. De cursisten die vijf van de acht bijeenkomsten met succes afsluiten, krijgen een soort certificaat, een ’permanente verblijfsvergunning’.