Buigen
Daar is tweeërlei schrik over de zonden. Een schrik die voortvloeit uit een natuurlijke consciëntie in de goddelozen over de zonden en de heilige schrik van Gods kinderen over de zonden. De goddelozen zijn verontrust over de zonde, maar het is omdat die bij hen uitwendige bezoeking veroorzaakt. Het is niet omdat God daarom Zijn aangezicht onttrekt.
Dan pas, als God hen breekt door uitwendig verdriet, bedenken zij welk kwaad zij gedaan hebben. Maar het is meer uit vrees voor de dood dan uit liefde tot de reinheid. Ik moet mij reinigen, zegt zo’n ziel, niet omdat de zonde onrein is, maar omdat ze mij mijn vrede ontneemt. Een godzalige is ontsteld over de verdrukking omwille van de zonde, maar de goddeloze is ontsteld over de zonde omwille van de verdrukking.De godzalige is van een heel andere gestalte. Hij is ontsteld over de zonde en dan meer over de inwendige onttrekking van Gods aangezicht, dan over de uiterlijke verdrukking van het lichaam. De goddelozen klagen meer over God dan dat zij klagen tot God. De godzaligen klagen meer tot God dan over God, wanneer zij verschrikt zijn over de zonde. Als de goddelozen verschrikt zijn over de zonden, beloven zij veel om de zonde te laten. Als de verschrikkingen echter over zijn, lopen ze weer tot diezelfde zonde. Ja, zelfs met meer ernst en begeerte.
Christoffel Love, predikant te Londen (”Al de werken”, 1655)