Zondag vanouds opstandingsdag
In zijn reactie op het artikel van prof. dr. H. J. de Jonge over de zondag en de sabbat, stelde dr. B. Zuiddam dinsdag dat het van moed getuigt om op de geboortedagviering van de Leidse universiteit in deze tijd een thema aan te snijden dat christelijk van aard is. Ds. C. J. Meeuse kan Zuiddams blijde verrassing allesbehalve delen.
Hoewel ik Zuiddams verwijzing naar de historische bewijzen voor de viering van de eerste dag der week uit vroegkerkelijke bronnen waardeer, vind ik het een manco in zijn artikel dat hij de Bijbelse bewijsvoering beperkt tot enkele nieuwtestamentische teksten en getuigenissen uit de kerkgeschiedenis. We kregen van onze Schepper een rustdag, die in het vierde gebod van Zijn heilige wet als een heilzaam bevel voor iedereen op stenen tafelen is vastgelegd. De Tien Geboden, waarbinnen dit gebod zijn plaats gekregen heeft, kunnen niet dan tot grote schade en schuld veronachtzaamd worden.De fundamentele aanval op onze rustdag die prof. De Jonge ondernam in zijn in deze krant gepubliceerde rede ter gelegenheid van de 431e dies natalis van de Leidse universiteit, wordt gekenmerkt door de afwezigheid van een Bijbelse onderbouwing. Wellicht is hij als hoogleraar Nieuwe Testament wars van een theologische onderbouwing van zijn betoog, een meer Schriftuurlijke bewijsvoering zou men toch wel van hem mogen verwachten.
En omdat de vroegchristelijke letterkunde ook tot zijn vakgebied behoort, zou je denken dat hij die plaatsen in de vroegkerkelijke bronnen die melding maken van de viering van de eerste dag der week, hier zeker bij zou betrekken. Zijn rede was er evenwel op gericht aan te tonen dat de zondag als rustdag geen sabbat in nieuwe gedaante is. „Ze is louter product van de menselijke geest en de cultuur”, zo besluit hij zijn rede, en hij verbaast er zich over dat dit product van geest en cultuur bijna twee millennia met succes heeft overleefd.
Zondeval
Dr. Zuiddam begint in zijn sympathiek getoonzette tegenartikel met de discussie aan te gaan over de sterrenkundige verklaring van de zevendaagse week. Ik hoef dat niet te herhalen en wil me hier ook niet in mengen. Het gaat daarbij om de wijze waarop de Romeinen aan hun week kwamen en deze van de namen van de planeten voorzagen. Ik laat dat nu rusten en wil me liever richten op wat voor christenen belangrijker is en wat de opponent ook in het geweer brengt, namelijk dat voor de oudchristelijke kerk de eerste dag der week de opstandingsdag was.
De Jonge heeft weliswaar melding gemaakt van de naam ”dies Dominicus”, of in het Grieks ”hê kuriakê hêmera” (dag des Heeren), maar Zuiddam verwijst terecht naar Schriftplaatsen in het Nieuwe Testament en naar getuigenissen van kerkvaders die duidelijk maken dat de eerste dag der week op theologische gronden werd gevierd. Zelf ziet hij de dag ook als een „geloofsdag”, een vierdag voor de opstanding en niet slechts als een stukje christelijke cultuur of traditie. De vraag die open blijft staan is die naar de relatie tussen de nieuwtestamentische rustdag en de joodse sabbat.
Het heeft onze goede Schepper behaagd ons een rustdag te geven. Bij alle zegeningen was dit voor de zondeval ongetwijfeld een dag van afzondering om op bijzondere wijze te rusten in God (Gen. 2:3). Deze zegen is dikwijls niet op waarde geschat, terwijl ze toch na de zondeval een bijzondere zegen kan brengen om de mens niet in zijn slaafse werken ten onder te laten gaan. Vinden we in heidense culturen andere tijdsordeningen dan de Bijbelse, de door God gegeven scheppingsorde heeft via het joodse volk in het spoor van het Evangelie zowat heel de wereld beïnvloed.
Niet dat overal een vorm van joodse sabbatsviering werd ingesteld, maar wel zien we dat het gezegende ritme van arbeid-rust-arbeid-rust-arbeid in een 6-1-6-1-6 schema over de wereld verbreid is. Het doorbreken hiervan, bijvoorbeeld door de Franse Revolutie of door het communisme, bracht geen zegen maar verwarring en schade, wat overigens altijd te verwachten is als we scheppingsordeningen verwaarlozen.
Opstanding
Het blijft een weerkerend twistpunt dat sabbatisten opwerpen en waarmee ze de kerk soms fel bestrijden, dat in het Oude Testament na zes werkdagen een rustdag volgt. De zevende dag heet de ”sabbat”, dat is rustdag, en men wil de kerk op wettische wijze terugbrengen tot deze orde. Opmerkelijk is, zo zij terloops opgemerkt, dat zij deze dag dan vervolgens ook niet willen houden met de strengheid die we in het Oude Testament als voorschrift vinden. Wezenlijk in het vierde gebod van Gods heilige wet is evenwel de heiliging van een van de zeven dagen.
Ceremonieel is wat typisch oudtestamentisch is: het uitzien naar de rust die de Messias brengen zal. Zo is het Evangelie in de ceremoniën nog dikwijls verpakt in vormen van het werkverbond. Die bolster is door Christus verwijderd. Hij heeft de wet vervuld, niet om ze te ontbinden, maar opdat de Zijnen vanuit Zijn verdiensten zouden leven. Zo leeft en werkt Gods kind niet naar de rust toe, maar vanuit de rust.
Wie Christus als de Heere van de sabbat kent en zijn leven zoekt in Zijn volbrachte werk, neemt geen afstand van Gods scheppingsinstelling en van het vierde gebod. Die zal de dag van Christus’ opstanding als de nieuwtestamentische sabbat begeren te houden, niet in stipte ledigheid en onder bedreiging van de dood, zoals in het Oude Testament, maar om te gedenken en te vieren dat Hij de rust verdiend heeft waar zij van mogen leven.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente van Apeldoorn.