Ruim drie jaar na de herintroductie van het eerder in Nederland uitgestorven waterdier in Nationaal Park De Weerribben groeit de populatie gestaag.Overwogen wordt dit jaar nog nieuwe otters uit te zetten in Zuid-Friesland, aldus boswachter van Staatsbosbeheer E. Beens woensdag. Sinds 2002 zijn 23 otters uitgezet. „Een aantal ervan is bij verkeersongevallen omgekomen maar de populatie groeit door voortplanting”, aldus Beens.

Onderzoeksinstituut Alterra onderzocht de omgekomen beesten. Twee onlangs omgekomen dieren, uitgeweken naar Friesland en Drenthe, bleken nakomelingen van de eerste uitgezette otters. „Dat is verrassend want hieruit blijkt dat de voortplanting veel sneller is gegaan dan van tevoren gedacht”, concludeert Beens. Tussen de twintig en de dertig otters leven momenteel in het waterrijke gebied Noordwest-Overijssel.

Om het aantal verkeersongevallen terug te dringen neemt de provincie Overijssel dit voorjaar maatregelen op de ’dodenweg’ voor de otters, de Beulakerweg, die door de Weerribben loopt. Drie otters vonden hier al de dood. Rasters langs en tunnels onder de weg moeten de beesten beschermen tegen het verkeer. „Jonge mannetjes worden uit het territorium van de ouderen verdrongen. Ze trekken dan het gebied uit en komen daarbij om.” Ze trekken veelal richting het Friese natuurgebied Rottige Meenthe. „Omdat daar geen vrouwtjes zitten, overwegen we ze daar uit te zetten.”

De Weerribben moet samen met De Wieden en de Rottige Meenthe één ecologische zone vormen. „Als je dat verbindt met het Randmeer tussen Flevoland en Gelderland krijg je een natte as richting Zuid-Holland. Dan kan de otter zich uiteindelijk ook daar vestigen.” Bij de herintroductie van de otter in juli 2002 sprak toenmalig staatssecretaris Faber van (Natuur) de hoop uit dat in 2006 de otter op eigen kracht zijn plek hervonden zou hebben. Volgens Beens is dat nu het geval. „De otter kan in Nederland blijven, zeker als je ziet hoe snel hij zich aangepast heeft.”