Schrik
De schrik die in de gelovige aangetroffen wordt voor of op de tijd van zijn bekering, kan een beproevende vrees genoemd worden. Het zijn de weeën van de nieuwe geboorte. Deze vrees of schrik is zeer noodzakelijk. Deze beproevende vrees spruit uit het volgende voort: uit de geestelijke dienstbaarheid en schrik over de verbroken wet van God, die de consciëntie met vreselijke striemen bewust wordt. Deze schrik doet het ongelukkige schepsel schreeuwen en brullen. Heman was verbijsterd vanwege de verschrikkingen des Heeren.
O, mensen indien gij een gezicht van uzelf in die toestand kon bekomen, zo zou u ontdekken dat u in de gevangenis bent met de duivel tot cipier, die telkens tot u komt zeggende: „Nu, mijn gevangene, gij moet sterven, gij moet sterven.” Dit is een jammerlijke toestand.Deze beproevende vrees spruit ook voort uit een schuldige consciëntie. Dit zal een ongelukkig mens vreselijk schokken en inwendig aan zijn geweten knagen en hem doen uitroepen: „Mannenbroeders, wat moeten wij doen om zalig te worden?” Wij hebben de Heere der heerlijkheid onrecht aangedaan en hem met onze zonden doorstoken. Nu, wat zullen wij doen? Wij zijn verloren! Wij hebben de Heere der Heere gekruisigd en gedood.
Ik zeg u: Tenzij gij uw verloren staat en toestand leert zien, zult u nooit recht tot Christus komen.
Alexander Shields, predikant in Schotland (”Boet predikatiën”, 1670)