Opinie

Meer openheid over donoren

De laatste jaren komt de technologie van de moderne voortplanting regelmatig in het nieuws. Steeds meer aandacht is er voor de gevolgen voor zo geboren kinderen. Prof. dr. René A. C. Hoksbergen is ervoor donoren te benaderen om meer openheid te verkrijgen.

2 February 2006 11:00Gewijzigd op 14 November 2020 03:26

Nieuwe ontwikkelingen doen nieuwe vragen rijzen. Zo is het per 1 juni 2004 eindelijk mogelijk dat kinderen verwekt via kunstmatige inseminatie met gebruik van donor (KID), of met gebruik van donoreicel, achterhalen wie hun biologische vader of moeder is.Hebben zij de leeftijd van zestien jaar bereikt dan kunnen zij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (www.minvws.nl) benaderen om persoonsgegevens, waaronder naam en adres, van de donor te verkrijgen. Ook al zou een donor bezwaar hebben, het belang van het kind -te weten van wie je afstamt- staat centraal.

Deze nieuwe wet is in lijn met het Universele Verdrag inzake de Rechten van de Mens (1948) en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties (1989). In 1994 bepaalde de Hoge Raad dat kennis van afkomst een grondrecht is; instellingen voor ongehuwde moeders dienden de identiteit van de vader prijs te geven.

Al sinds 1950 worden er kinderen verwekt met behulp van kunstmatige inseminatie. Tot 1974 ongeveer 1000 in totaal, daarna neemt hun aantal snel toe. Hoewel precieze cijfers ontbreken staat de schatting dat er tot 1 juni 2004, 35.000 KID-kinderen geboren zijn, waarschijnlijk niet ver af van de werkelijkheid.

Voor deze grote groep kinderen geldt het vanzelfsprekende recht te weten van wie je afstamt niet. KID-uitvoerende gynaecologen hadden immers de donoren anonimiteit gegarandeerd en tot voor enkele jaren ouders geheimhouding aan hun kind geadviseerd. Zij veronderstelden dat de donor, vaak een jonge student, altijd anoniem zou willen blijven en dat geheimhouding het belang van de onvruchtbare ouder diende. Het belang van KID-kinderen om later zowel vanwege medische als psychologische redenen te willen weten van wie men afstamt, werd genegeerd.

Het is opmerkelijk dat een praktijk met zulke grote sociaal-emotionele aspecten het monopolie van artsen was. Natuurlijk was het bezijden de werkelijkheid te denken dat geheimhouding mogelijk was. Bij Bewust Ongehuwde Moeders (BOM) al helemaal niet en bij andere ouders vaak ook niet. In boosheid, bij scheiding of door derden kan het geheim op tafel komen.

Getuigenissen van de gevallen waarbij het kind voelt dat er iets niet klopt en op zoek gaat naar de donor zijn er vele, particulier en in de media. Zo meldden Nederlandse media (3-11-2005), dat een 15-jarige Britse jongen via internet en DNA-onderzoek zijn donorvader had getraceerd. De Britse bladen besteedden aan deze speurtocht uitgebreid aandacht.

In Nederland melden KID-kinderen zich bij tientallen bij het televisieprogramma Spoorloos voor hulp bij het traceren van hun vader. Vaak zijn dit kinderen van BOM-moeders. Sommigen van deze kinderen zijn erg boos omdat hun moeder hun bewust een vader heeft onthouden.

De veronderstelling dat donoren absoluut geheim zouden willen blijven, blijkt onjuist. Het KRO-programma wist dit seizoen voor een tweede maal een KID-kind in contact te brengen met zijn donor. In beide gevallen ging het om aanvankelijk anonieme donoren die, met de kennis van nu, bereid waren tot een kennismaking.

Sinds begin deze maand bestaat een tweede hulpmogelijkheid voor KID-kinderen: het Trefpunt Donorkind, opgericht door enkele donorkinderen, donoren en anderszins betrokkenen. Deze vereniging roept KID-kinderen en donoren op zich vrijwillig te laten registreren (www.donorkind.nl). Medewerkers van het Trefpunt Donorkind vergelijken gegevens van donor en donorkind met elkaar in een database. In die paar weken dat het Trefpunt bestaat hebben zich al meer dan zestig donorkinderen en zestien donoren gemeld.

Wat kunnen we nu uit deze ontwikkelingen concluderen? Allereerst dat donorkinderen zich bij tientallen en afhankelijk van het succes van het trefpunt, straks bij honderden melden om te weten van wie zij afstammen, dat veel donoren bereidheid tot openheid tonen en een aantal van hen zelfs actief donorkinderen wil meehelpen met zoeken.

Identiteit
Bij deze laatste constatering komen opnieuw de klinieken die KID voor de groep van 35.000 hebben uitgevoerd in beeld. Soms bezitten zij donorpaspoorten of in ieder geval gegevens over de donoren. Past het niet in de ontwikkeling van de tijd als deze klinieken op een positief-stimulerende wijze al hun donoren zouden benaderen met het verzoek mee te werken om openheid te verkrijgen? Aangezien de met hun hulp geboren kinderen toch blijken te zitten met fundamentele vragen over hun identiteit: de vraag wie ze zijn, op wie ze lijken en dergelijke.

Natuurlijk dient het werk van de klinieken en Trefpunt Donorkind met voorzichtigheid te geschieden.

Veel donoren zullen gezinnen met kinderen hebben. Een aantal van hen zal misschien zelfs nooit met hun vrouw over hun donor-zijn hebben gesproken. Samenwerking met bovengenoemde Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting ligt voor de hand.

Wanneer de klinieken, Trefpunt Donorkind, de Stichting Donorgegevens en betrokken artsen en organisaties samenwerken zal dit ten goede komen aan veel donorkinderen en hun donoren. Daarmee wordt ook voor de ’oude’ KID-kinderen het universele recht van de mens te weten van wie hij afstamt serieus genomen.

Prof. dr. René A. C. Hoksbergen is emeritus hoogleraar adoptie.
J.J.V. Sondij is vice-voorzitter Trefpunt Donorkind.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer