Poetins naam moet altijd met een hoofdletter
MOSKOU - Stap voor stap keert het Rusland van president Poetin terug naar zijn dictatoriale verleden. Nadat eerder de media werden gemuilkorfd, de politieke oppositie werd uitgeschakeld en de regio’s weer aan de leiband van Moskou werden gelegd, heeft het Kremlin nu zijn pijlen op de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) gericht. Het eerste slachtoffer lijkt het Onderzoekscentrum voor de Mensenrechten te worden.
Het Onderzoekscentrum voor de Mensenrechten is een koepelorganisatie waaronder bekende organisaties zoals de Moskouse Helsinkigroep en het Comité van Soldatenmoeders schuilgaan. Hoewel de aanklacht al op 26 december was ingediend, ontving de organisatie op 26 januari het bericht dat zij eind februari voor de rechtbank moet verschijnen. De rechter zal zich dan buigen over de vraag of het centrum al dan niet zal worden ontbonden.De mensenrechtenorganisatie wordt ervan beschuldigd de afgelopen zes jaar de federale registratiedienst van het ministerie van Justitie niet te hebben geïnformeerd over haar activiteiten. Conform een wet uit 1995 zijn ngo’s in Rusland daartoe jaarlijks verplicht. Het centrum beweert overigens wel degelijk aan alle eisen te hebben voldaan.
Bovendien wordt het onderzoekscentrum verweten betrokken te zijn bij een schandaal rond Britse spionnen in Rusland. Begin vorige week toonde de Russische veiligheidsdienst FSB op de Russische televisie beelden van vier mannen -twee diplomaten en twee medewerkers van de Britse ambassade- die herhaaldelijk langs een steen in een Moskous park liepen. De nepsteen, die zou zijn neergelegd door de Britse geheime dienst MI6, bleek vol geavanceerde elektronica te zitten. Met behulp van de ’steen’ en een laptop wisselden de vier voortdurend geheime informatie uit met Russische spionnen, aldus de FSB.
Tijdens de uitzending wist FSB-woordvoerder Sergej Ignatsjenko te melden dat het Onderzoekscentrum voor de Mensenrechten van een van de vier mannen, tweede secretaris van de Britse ambassade Mark Doe, een bedrag van ruim 33.000 euro had ontvangen. Daarnaast zouden nog eens elf andere ngo’s geld hebben ontvangen. Als ’bewijs’ presenteerde Ignatsjenko een lijst met betalingen aan de Helsinkigroep en het Euraziëfonds, een andere mensenrechtenorganisatie.
De handelwijze van de Russische autoriteiten heeft alles te maken met de campagne met het nieuwe ngo-beleid van Moskou. Op 10 januari ondertekende president Vladimir Poetin een wet die de activiteiten van deze organisaties in Rusland aan banden moet leggen. Zij krijgen te maken met strengere controle en een scherpere informatieplicht.
Volgens Poetin is de wet noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de financiering van de ngo’s. In werkelijkheid moet het Kremlin niets hebben van organisaties die democratie en mensenrechten promoten. De FSB is van mening dat westerse mogendheden ngo’s gebruiken om in Rusland te spioneren en het land te destabiliseren. Evenals in de voormalige Sovjetrepublieken Georgië, Oekraïne en Kirgizië zou het Westen in Rusland een vreedzame kleurenrevolutie willen bewerkstellingen.
De strijd tegen de ngo’s dateert niet van de in december door de Doema aangenomen wet. Vorig jaar al werden volgens het Russische ministerie van Justitie 300 ngo’s opgedoekt. Vooral milieubewegingen die zich druk maakten om nucleaire veiligheid, vervuiling door de strijdkrachten en milieuverontreiniging door bedrijven zoals Gazprom en Lukoil verdwenen van het toneel.
Naar verwachting zijn dit jaar 400 andere ngo’s aan de beurt. Een van de kandidaten is de Russisch-Tsjetjseense vriendschapsvereniging in Nizjni Novgorod, wier oprichter Stanislav Dmitrievski wordt beschuldigd van het „aanzetten tot rassenhaat”, omdat hij in 2004 een oproep tot vrede aan de inmiddels omgebrachte Tsjetsjeense leider Aslan Maschadov had gedaan.
Dmitrievski hangt een gevangenisstraf van vijf jaar boven het hoofd en zijn organisatie kan binnenkort bezoek van de belastingdienst verwachten. In een van de processtukken wordt Dmitrievski verweten het bijvoeglijk naamwoord ”poetinse” van Poetin niet met een hoofdletter te hebben geschreven, hoewel de Russische spellingsregels een kleine letter vereisen!
Het Onderzoekscentrum voor de Mensenrechten met de daarin participerende Helsinkigroep lijkt de Russisch-Tsjetjseense vriendschapvereniging echter voor te gaan. Wat vervolging is, weet de groep. In 1982 maakte de KGB, voorganger van de FSB, ook al een einde aan de beweging. Verantwoordelijk daarvoor was de latere Sovjetleider Joeri Andropov - de man voor wie president Poetin op het partijkantoor van de FSB een gedenksteen liet aanbrengen…
De Helsinkigroep werd in 1976 opgericht door Russische dissidenten, die van de toenmalige Sovjetregering respect voor fundamentele mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en religievrijheid eisten. Daarbij beriepen ze zich op de verplichtingen die de heersers in het Kremlin zelf in Helsinki in de slotakte van de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa waren aangegaan. Veel van leden van de groep, die in 1989 opnieuw werd opgericht, moesten hun strijd bekopen met verbanning, gedwongen emigratie of een verblijf in de goelag.
Of het in Rusland weer zover zal komen als in de Sovjet-Unie, moet de tijd leren. Dat de Russische autoriteiten de gerenommeerde Helsinkigroep als een van de eersten op de slachtbank leggen, voorspelt echter weinigs goeds.