Goede doelen
Zou de paus ook geabonneerd zijn op Onze Wereld? Het maandblad van hulporganisatie Novib liet uitzoeken hoeveel vertrouwen Nederlanders in goede doelen hebben. Dat blijkt bitter weinig te zijn. Juist woensdag riep de kerkvorst zijn volgelingen op tot naastenliefde. De ”caritas” komt zelfs terug in de titel van het eerste pauselijk geschrift.
Uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders zich daar wel wat van mogen aantrekken. Een meerderheid van de ondervraagden ergert zich aan bedelbrieven van stichtingen die zich inzetten voor het milieu, kankerbestrijding of ontwikkelingshulp. Vorig jaar hebben negen van de tien Nederlanders wat aan goede doelen gegeven heeft, maar dit jaar zal dat minder zijn.De geënquêteerden spreken duidelijk hun wantrouwen uit over de charitatieve organisaties. Ze schatten dat bijna 30 procent van de donaties aan de strijkstok blijft hangen. Blijkbaar weet het publiek weinig af van de betekenis van het CBF-keurmerk, dat strenge eisen stelt aan de organisaties en garandeert dat het ’strijkstokgehalte’ niet hoger mag zijn dan 25 procent.
Zou de gereformeerde gezindte zich op dit punt onderscheiden? Uit een onderzoek van een paar jaar geleden is bekend dat kerkelijke mensen veel vrijgeviger zijn dan onkerkelijken. Het gaat hier niet om een paar procenten verschil. Leden van behoudende protestantse kerken geven vijf tot zes keer meer dan iemand die de kerk nooit vanbinnen ziet.
Opvallend is dat ook deze kring nu met een scheef oog naar goede doelen kijkt. Zes van de tien bezoekers van de digitale versie van het Reformatorisch Dagblad gaven woensdag aan liefdadigheidsinstellingen te wantrouwen. De grotere organisaties die actief zijn in deze kring, klagen nog niet. Zij danken hun stijgende inkomsten deels aan de aandacht voor grote rampen als de zeebeving in Zuidoost-Azië en de aardbeving in Pakistan. De kleinere stichtingen hebben het echter moeilijk. Het is dus waarschijnlijk dat dat niet alleen veroorzaakt wordt door de tanende economie maar ook door gebrek aan vertrouwen in de stichtingen zelf.
Dat is een slecht teken. Een goede naam gaat te paard maar komt te voet. Charitatieve organisaties hebben de laatste jaren juist hun best gedaan om aan de criteria voor een CBF-keurmerk te voldoen, maar dat blijkt niet afdoende. Ze moeten het publiek tonen wat ze doen, dat ze beloften nakomen en dat ze professioneel werken. Die communicatie kost echter juist weer geld, dat afkomstig is van de gevers.
Er is ook een andere kant. Moet de gever zich zo druk maken om wat er met zijn donaties gebeurt? De calculerende armenbezorger die zich eeuwen geleden zorgen maakte over een verspilde fles nardus, komt er volgens de schrijver van het boek Handelingen niet zo best vanaf.
Het is niet genoeg dát een christen zijn tienden afstaat - het gaat ook om hóé hij geeft. Het is van belang dat ouders kinderen leren geven. Overmaken van een geldbedrag kan geen aflaat zijn voor wangedrag. Een donatie is pas van waarde als ze uit de hand komt van een blijmoedige gever. „Uw hart zal niet boos zijn als gij hem geeft.” Anderzijds hebben de hulpinstellingen de plicht te woekeren met de ontvangen talenten.