Onderwijs nog niet klaar voor lumpsum
Veel basisscholen zijn nog niet voorbereid op de het nieuwe bekostigingssysteem dat na de zomervakantie werkelijkheid wordt: een grote zak geld, waar de scholen alles mee moeten doen. Hoe? Dat mogen zij grotendeels zelf bepalen. Marleen Barth pleit vanwege de problemen voor meer geld voor scholen en in het bijzonder om zo professionele teams samen te kunnen stellen. Die zullen hard nodig zijn.
De Tweede Kamer hakte afgelopen week de knoop door. De invoering van lumpsum in het primair onderwijs gaat door. Een grote meerderheid van de volksvertegenwoordiging antwoordde ja op dit geheel nieuwe bekostigingssysteem voor het basis- en speciaal onderwijs. Na de zomervakantie zullen de scholen eraan moeten geloven en -of ze er klaar voor zijn of niet- met dit bekostigingssysteem moeten gaan werken. Dat betekent geen landelijke voorschriften meer als leidraad, geen politieke keuzes meer die de koers van de school bepalen, maar een pot met geld waarmee scholen hun eigen beleidskeuzen kunnen en moeten gaan maken.De Onderwijsbond CNV vindt dit in de huidige omstandigheden geen aantrekkelijke gedachte. Onze ervaringen leren dat, ondanks geruststellende woorden van minister Van der Hoeven, ongeveer een op de drie scholen op dit moment niet klaar is voor lumpsum. Tal van bestuurders en schoolleiders zijn geschoold, vele medezeggenschapsraden hebben cursussen gevolgd. Maar toch zijn nog lang niet alle basisscholen zo ver.
Failliet
Dat kan tot grote problemen gaan leiden. In het uiterste geval kunnen scholen failliet gaan. Maar ook zonder dat soort extremen kan het serieus mis gaan als scholen de lumpsum niet verantwoord en goed voorbereid oppakken. Zo is het de bedoeling dat scholen de beleidsvrijheid die het nieuwe stelsel hun biedt echt gaan gebruiken om op de langere termijn keuzes te maken en besluiten te nemen die hun eigen identiteit versterken. Maar dat vergt wel het vermogen om op de langere termijn te plannen. Ontbreekt die vaardigheid, dan komt van het accentueren van de eigen kleur van de school ook weinig terecht.
Ten slotte is het cruciaal dat keuzes die door bestuur en management worden gemaakt, kunnen rekenen op draagvlak onder onderwijspersoneel en ouders. Zo niet, dan ontstaat een klimaat van wantrouwen en machteloosheid waar samenwerking en partnerschap zouden moeten bloeien.
Helaas blijken niet alleen vele medezeggenschapsraden nog niet voldoende geschoold te zijn om bestuur en management volwaardig weerwerk te bieden. Sommige bestuurders en managers onderschatten ook het belang van stevige medezeggenschap. Minister en Tweede Kamer zouden dat verschijnsel veel zwaarder moeten wegen. Immers, wat heeft toegenomen vrijheid van scholen voor zin, als die vrijheid op de werkvloer noch door het personeel noch door de ouders herkend wordt?
Meer armslag
Ondanks deze bezwaren is de Onderwijsbond CNV niet tegen invoering van lumpsum in het primair onderwijs. Lumpsum kan kansen bieden, en als het goed werkt, biedt het ook voor leraren en onderwijs ondersteunend personeel meer armslag in hun dagelijks werk. Scholen moeten echter wel echt iets te kiezen hebben. Nu zien we nog te vaak dat scholen moeten bepalen dat zij óf een vakleraar lichamelijke oefening óf een conciërge óf een extra groepsleerkracht in dienst nemen. Terwijl een goede kwaliteit van hun onderwijs meer gediend is met alle drie. Ook de keus tussen nieuwe rekenboeken of een onderwijsassistent is eigenlijk het soort nare dilemma waar scholen niet voor geplaatst zouden moeten worden.
De Onderwijsbond CNV heeft er bij de Tweede Kamer voor gepleit om de lumpsum in twee fasen in te voeren; komend schooljaar bij de scholen die klaar zijn met de voorbereidingen, een jaar later voor de scholen die nog niet zo ver zijn. Ook hebben we een lans gebroken voor een jaar langer financiële garantstelling voor scholen die risico’s lopen omdat zij hun financieel beheer nog niet op orde hebben.
Beide verzoeken heeft de Kamer afgewezen. Men gaat er kennelijk van uit dat alles wel mee zal vallen. Ik krijg graag ongelijk, maar ik vrees het ergste.
Maar het is nog niet te laat. Minister en Kamer kunnen de kans op succes van invoering van de lumpsum nog vergroten. In de eerste plaats door scholen simpelweg meer financiële armslag te bieden. Aan de ene kant zullen veel scholen dan verlost raken van het gevoel dat meer autonomie van de overheid vooral het verdelen van armoede betekent. Aan de andere kant zal het scholen daadwerkelijk meer ruimte verschaffen voor echte, eigen, inhoudelijke beleidskeuzes die hun identiteit versterken. Dat geeft zowel ouders als personeel ook echt iets te kiezen. En de kwaliteit van het primair onderwijs, het fundament van onze kenniseconomie, zal erdoor floreren.
Dreiging
In de tweede plaats zou de politiek, nu het besluit om lumpsum in te voeren praktisch onomkeerbaar is geworden, zich dubbel en dwars moeten inspannen voor behoud van ondersteunende functies in het primair onderwijs. Schooldirecteuren krijgen met de lumpsum een forse nieuwe taak erbij; er wordt veel meer van hen verwacht dan nu.
Tegelijkertijd dreigen vele directeuren, door het wegbezuinigen van 7000 id-banen in het onderwijs per 1 augustus aanstaande, hun broodnodige hulp van conciërges en administratief ondersteuners kwijt te raken; juist nu ze die het hardst nodig hebben. Wil de politiek echt zelfstandige, professioneel aangestuurde scholen, dan is een investering in een professioneel georganiseerd personeelsbestand toch wel het minste.
De auteur is voorzitter van de Onderwijsbond CNV.