Uit het onderzoek blijkt dat seksueel misbruik van allochtone jongens wordt onderschat. Het probleem is veel groter dan gedacht, stelt onderzoeker Oebele Kooistra. Artsen, hulpverleners, jongerenwerkers, onderwijzers en andere sleutelfiguren moeten hierover volgens het ACB op korte termijn veel meer te weten komen, zodat ze vormen van seksueel misbruik bij deze groep kunnen herkennen en kunnen melden.De onderzoeker vindt dat de overheid maatregelen moet treffen om de daadwerkelijke aard en omvang van deze verborgen problematiek te leren kennen. Volgens hem is tot op heden niet eerder „systematische en consistent" onderzoek gedaan naar seksueel geweld tegen allochtone jongens en mannen. Vooral Marokkaanse jongens zijn een gewild slachtoffer, omdat zij vaker dan anderen zonder toezicht op straat rondhangen. Seksueel misbruik komt al voor op 10–jarige leeftijd, vaak door familieleden of pedofielen.

Rondom dit onderwerp heerst een groot taboe, met name bij slachtoffers met een islamitische achtergrond. „Het voorkomen van schande wordt door hen belangrijker geacht dan het beperken van de schade aan de eigen persoon als gevolg van seksueel misbruik en prostitutie", aldus het ACB.

Een ander probleem is dat allochtone slachtoffers nauwelijks aangifte doen bij de politie. De meldingen die er zijn, leveren uiteindelijk weinig op. Dat zou volgens Kooistra beter kunnen als de politie registreert op etniciteit. Op dit moment gebeurt dat bij de politie Amsterdam–Amstelland helemaal niet, waardoor de problematiek nog onzichtbaarder is.

Behalve een actievere rol van de politie vraagt het ACB ook hulpverleners en de georganiseerde homobeweging zich meer in de problematiek te verdiepen. De hulpverlening is volgens de onderzoeker amper op de hoogte van cultuur en identiteit bepalende waarden als de rol van de familiebanden, gevoelens van eer en sociale status. „Er is met spoed een inhaalslag nodig om allochtone jongeren op te vangen die vanwege hun seksuele geaardheid in conflict komen met hun sociale omgeving".