Blijvend hervormen
Onlangs bracht de Gereformeerde Bond de brochure ”Hervormd gebleven. Het spoor van de Gereformeerde Bond na 1 mei 2004” uit. Daarin wordt teruggekeken op enkele cruciale momenten in het recente verleden en op de opstelling van de hervormd gereformeerden daarin.
Het hoofddoel van de publicatie is gedachten aan te reiken om vruchtbaar in de kerk te staan. Dat is nodig om „blijvend vanuit het gereformeerde belijden de kerk te kunnen dienen.” Verder hoopt men dat de publicatie ook bijdraagt om te bewaren voor nieuwe scheuringen, over kortere of langere tijd.In de brochure wordt ingegaan op het ontstaan van de Gereformeerde Bond in 1906. Het hoofddoel werd de verbreiding van de gereformeerde beginselen of gereformeerde waarheid. Geen aansturen op afscheiding of vrijmaking, maar verantwoordelijkheid nemen voor het geheel van de kerk en eraan lijden, dat werd de inzet.
Dat was tenminste de bedoeling, al vraagt men zich ook eerlijk af of iedereen die keuze wel maakte. Treffend wordt geschetst dat de gereformeerde beweging in de hervormde kerk altijd al een zekere pluriformiteit kende.
Nu is het niet de verwerking en de rechtvaardiging van het verleden, hoe intrigerend ook, die mij in deze brochure het meest interesseerden, maar vooral hoe men naar de toekomst kijkt.
Burelen
Men pleit dan voor een houding van ootmoedigheid en vastberadenheid, een leven met God, dicht bij Zijn woord, in eerbied voor Zijn majesteit en heiligheid. Terecht benadrukt men de roeping om binnen de kerk tot zegen te arbeiden en om de motivatie in Gods trouw aan Zijn verbond te zoeken, meer dan in de dubieuze grondslag die „wederrechterlijk wordt opgelegd.” Het is niet vanuit haar gestalte, maar vanwege het wezen, als lichaam van Christus, dat de kerk, ook de PKN, onze liefde vraagt.
Men waarschuwt voor een houding van „wel in de kerk, maar niet van de kerk”, die als levensgroot gevaar heeft in een repeterende breuk te ontaarden.
Er waren twee zaken die mij opvielen. De eerste is dat het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond „geen hoog opgetuigde” wil zijn. Wat mij betreft zou dat gerust wat steviger mogen. Immers, waar er vanuit de PKN-burelen regelmatig zaken worden gevraagd die loodrecht staan op het Evangelie, daar mag duidelijk en stevig worden gesproken.
Ik heb er geen moeite mee als er dan wordt gezegd: „U kunt dat wel vragen maar dat doen we simpelweg niet.” Zeker als het gaat om de kernzaken van het geloof lijkt me dat juist een plicht. Juist daarin moet het mogelijk zijn, ondanks de pluriformiteit onder de gereformeerd hervormden, elkaar te vinden en als blok te spreken.
Apologie moet helder en beslist zijn en echte liefde is niet altijd zoetsappig. „Herstel is geen kwestie van organisatie”, wordt in de brochure gezegd. Dat is waar, maar een stuk organisatie kan daaraan heel wel dienstbaar zijn. Ik zie niet in wat daar op zichzelf mis mee is.
Het tweede dat me opviel was de karakterisering van de huidige situatie. Enerzijds spreekt men over de voortgaande secularisatie en geloofsafval die ook de Gereformeerde Bondsgemeenten niet voorbijgaat. Men roept daarom op om te versterken „wat overig is.”
Maar de manier waarop dit vervolgens wordt uitgewerkt in de richting van de prediking, het zicht op de gemeente en de houding ten aanzien van ’taal en toon’ (geen nieuwigheden) stelde mij teleur.
Terecht benadrukt men de noodzaak tot verdieping in kennis en geloof. De lijnen naar belijdenis en Reformatie en puriteinen worden keurig getrokken. Daar scheelt het niet aan. Maar is er niet meer bezinning nodig op hoe dat in deze tijd moet worden gedaan? Het accent ligt te veel op behoudzucht en conservering. Achter de regels proef je een wat angstige krampachtigheid.
Sacrosanct
Nu is ”bewaren” heel legitiem en ook een onderdeel van Gods opdracht. Maar er moet meer met twee woorden worden gesproken. Het ”bouwen” hoort er dan ook bij. Dat gaat verder dan het proberen de jongere generatie mee te krijgen. Het gaat er ook om echt te luisteren. Te luisteren naar wat jongeren en ouderen vandaag bezig houdt, in welke tijd ze leven, wat er op hen afkomt, en dat op een actuele manier in prediking en onderricht adresseren. Ik vind dat verlangen te zwak uitgedrukt. God wil mensen ook in deze tijd in hun situatie raken.
Bovenal gaat het er ook om eerlijk te luisteren naar het Woord van God. Dat geeft een band met de (rijke) traditie waarin we staan. Maar zonder die in alle opzichten als volledig te zien of als sacrosanct te verklaren. Het kan vandaag heel wel mogelijk en noodzakelijk kan zijn om daarnaast ook andere aspecten te belichten.
Vaak probeer ik me voor te stellen hoe Jezus zou reageren als Hij op kerk- en gemeentevisitatie kwam. Ik ben er niet gerust op, niet voor de PKN en ook niet voor de bonders daarin. Zou het ons niet aan liefde en echte navolging schorten? Hervorming is een blijvende opdracht.
Dr. ir. R. A. Jongeneel, landbouweconoom Wageningen Universiteit