Getroost sterven
„Wat is uw enige troost, beide in leven en in sterven?”
Catechismus, vraag 1 Zo veel ellende kan er in dit leven niet zijn noch gevonden worden, of er wordt in Gods heilig Woord troost tegenover gesteld. Wees dan broederlijk vermaand, opdat u de moed niet laat zakken, noch uw hart laat bezwijken. Gedraag u naar de vermaning van David in Psalm 27:14: „Wacht op de HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op de HEERE.” En naar die in Psalm 62:3: „Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen.”
Zo zult u aan het einde van uw leven door God verlost worden. Tot Zijn eer en tot uw troost zult u dan zingen. Er was troost in dit leven, maar er is ook een ware troost in het sterven.
Hier wordt alleen de ware troost van de Geest bedoeld, ter onderscheiding van alle ijdele en lichamelijke troost die de mensen zich in dit leven wijsmaken.
In dit leven zijn veel dingen die God ons nog verleent. Wij mogen ons daarin enigszins verkwikken. Het is onze vrouw. Het zijn onze kinderen, onze vrienden. Maar in de dood, in het sterven, in het graf, begeven ons al deze dingen en gaan alle hulpmiddelen van het leven van ons weg. Dan liggen wij alleen in ons doodsbed.
Zo zien we dat we al ons goed en al onze have moeten verlaten, waarmee wij dikwijls veel zonden begaan hebben bij het vergaderen ervan.
Rippertus Sixtus, predikant te Leeuwarden (”Troost-rijcke fonteyne der zalicheid”, 1647)