Klacht na euthanasie op comapatiënt
ZWOLLE - De inspecteur voor de gezondheidszorg J. Vesseur heeft een huisarts uit Schalkhaar (Overijssel) aangeklaagd wegens het plegen van euthanasie op een 67-jarige comapatiënt. De klacht werd vrijdag door het regionaal tuchtcollege in Zwolle behandeld.
Vesseur vindt dat de arts geen euthanasie had mogen toepassen op de patiënt, die in een diepe coma verkeerde, omdat er geen toestemming van een tweede, onafhankelijke arts was. Volgens de inspecteur heeft de arts zich laten beïnvloeden door de familieleden van de man. Die drongen aan op euthanasie. Een strafrechtelijk onderzoek is nog gaande.De patiënt, die in het laatste stadium van kanker was, had een euthanasieformulier ondertekend en vroeg in een van zijn laatste levensdagen om euthanasie. De huisarts was daar vanwege het late stadium nogal door overvallen en paste eerst andere medicatie -onder meer pijnstilling en slaapmiddelen- toe.
Dit gebeurde via een pomp, die de familie in eerste instantie zelf hoger mocht zetten om een grotere afgifte van de medicijnen te bereiken. Toen de patiënt een dag later opnieuw om euthanasie vroeg, schakelde de huisarts een tweede arts in en waarschuwde de familie dat de pomp niet hoger moest worden gezet.
De patiënt moest bij kennis blijven om zijn wens aan de andere arts kenbaar te kunnen maken. De familie negeerde dat verzoek en zodoende was de man in coma toen de tweede arts arriveerde. Omdat er vanwege de comateuze toestand op dat moment geen sprake meer was van ondraaglijk lijden, zoals de wet vereist, adviseerde die afwijzend. Ondanks eveneens afwijzende reacties van twee bevriende huisartsen die door de Schalkhaarder om raad werden gevraagd, besloot de huisarts een dag later toch tot euthanasie.
Hij erkent dat er in het gezin grote commotie ontstond na de weigering tot euthanasie, maar zegt dat hij zich daar niet door heeft laten leiden. De wens van de patiënt zou voorop hebben gestaan. Die zou niet hebben willen wegteren. Ook wilde de zieke zijn kinderen de ontluistering die daarmee gepaard zou gaan en het ontstaan van volslagen paniek, besparen. Het overlijden van hun moeder in een soortgelijke situatie zou tot groot verdriet hebben geleid.
Het tuchtcollege reageerde verbaasd op de beslissing van de huisarts, omdat hij met de reeds ingezette palliatieve zorg had kunnen voortgaan. Het had dan hooguit nog enkele dagen geduurd voordat de man zou zijn overleden. „Ik wilde graag doen wat de man wilde”, stelde de arts.
Vanwege het eventuele lijden had hij zijn patiënt ook niet weer bij kennis willen laten komen om zijn euthanasieverzoek nog eens te bevestigen. „Dat was voor mij niet acceptabel.”
Raadsvrouw mr. A. P. E. de Ruiter stelde namens de huisarts de offensieve houding van de inspecteur niet te begrijpen, omdat zowel de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie als de inspectie hebben verklaard dat de arts integer en uitsluitend in het belang van zijn patiënt heeft gehandeld.
Vesseur verklaarde hierop dat de inspectie een „zuivere euthanasiepraktijk wil.” Omdat hij naar eigen zeggen de wijsheid niet in pacht heeft, wilde de inspecteur graag de zaak aan het tuchtcollege voorleggen.
Door deze zaak twijfelt de huisarts eraan of hij zijn zestienjarige praktijk zal voortzetten. Het tuchtcollege hoopt medio volgende maand met de uitspraak te komen.