Wetenschap buiten de ivoren toren
Titel: ”Wetenschap is cultuur”
Auteur: Steven Shapin en Simon Schaffer
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2005
ISBN 9050 1870 99
Pagina’s: 304
Prijs: € 25.
Titel: ”De wetenschappelijke revolutie”
Auteur: Simon Schaffer
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2005
ISBN 9050 1870 80
Pagina’s: 264
Prijs: € 18,50.Is de universiteit een wereldvreemde instelling die zich alleen met academische vragen bezighoudt? Het beeld bestaat, maar de winnaars van de Erasmusprijs 2005, Steven Shapin en Simon Schaffer, maken er korte metten mee. De ivoren toren heeft nooit bestaan.
Vaak wordt gezegd dat de universiteit een ivoren toren is waar men zich bezighoudt met ”academische problemen”, problemen die in het echte leven niet bijster belangrijk zijn. Terwijl de wereld doordraait en doldraait, zijn duurbetaalde kamergeleerden nog bezig met hun hobby. Maar het beeld van de ivoren toren kan ook positiever worden gebruikt, namelijk om te onderstrepen dat de universiteit een instituut is waar mensen hun eigen belang opzijzetten en zonder bijbedoelingen op zoek zijn naar de waarheid, waar het onderzoek vrij is, waar open gediscussieerd kan worden. Deze uitleg is positief omdat hier de universiteit wordt getekend als de eerlijke vrijplaats voor waarheidszoekers, ver van het gekrakeel van machthebbers, ondernemers en anderen die uit zijn op een of andere vorm van gewin.
Met dit beeld van wetenschap en universiteit wordt door de winnaars van de Erasmusprijs 2005, Steven Shapin en Simon Schaffer, korte metten gemaakt. Op allerlei manieren, zo betogen zij, is de wetenschap verbonden met en beïnvloed door andere segmenten van cultuur, zoals staatkunde en politiek, krijgskunde en techniek, handel, economie en de wereld van patentering en octrooi, filosofie en religieuze overtuiging. De ivoren toren heeft nooit bestaan, niet in de oudheid, niet ten tijde van de zestiende- en zeventiende-eeuwse wetenschappelijke revolutie, en ook niet in de huidige wereld.
Ik noem enkele van de bewijzen die Shapin en Schaffer hiervoor aandragen.
Dienares
Ten tijde van de wetenschappelijke revolutie van Boyle en Newton was de wetenschap geen ivoren toren. Praktische studies betreffende landmeetkunde en militaire versterkingen waren al in de oudheid belangrijke takken van de mathematische wetenschappen, en in de zestiende en de zeventiende eeuw was dat nog steeds zo. Vervolgens was de astronomie altijd verbonden met de kunst van het navigeren, en daarmee van direct belang voor handel en economie - zeker toen eenmaal de nieuwe wereld was ontdekt. En ook waren ballistiek en metallurgie van grote betekenis voor de Europese staten die in de zestiende en de zeventiende eeuw vrijwel continu met elkaar in oorlog waren.
Het wekt dan ook geen verwondering dat veel Europese vorstenhoven bescherming en onderdak boden aan wiskundigen, astronomen en natuurfilosofen (de destijds gebruikelijke aanduiding van wat we nu fysici zouden noemen), wier onderzoekingen door hen werden gefinancierd. En men begrijpt: voor wat hoort wat, en: wie de muzikant betaalt, bepaalt ook de muziek. De filosoof Francis Bacon zei het onverholen: kennis is macht, waarmee hij bedoelde dat wetenschappelijke kennis een instrument is van staatsmacht.
Het ivorentorenbeeld van de wetenschap in de zestiende- en de zeventiende eeuw is ook onjuist omdat wetenschap algemeen werd beschouwd als een dienares van de godsdienst. Dat wetenschap in strijd zou kunnen zijn met het geloof in God werd onbestaanbaar geacht. Immers, de wetenschap onderzoekt juist het Boek der Natuur, dat over dezelfde God spreekt als de Schrift.
De reeds genoemde Bacon zei zelfs dat een correcte interpretatie van het Boek der Natuur de christelijke religie zuiverder kon maken en daardoor versterken. Met name het geloof in papistische vorm had allerlei bijgeloof en fabels aan het geloof toegevoegd, zoals het geloof aan verhalen over wonderen verricht door martelaren, kluizenaars, woestijnmonniken en andere heilige figuren. Deze verhalen, schreef hij, zouden door methodische wetenschap ontmaskerd worden „als oudewijvenpraat, bedrog van de geestelijkheid, zinsbegoochelingen en tekenen van de antichrist, tot schade en schande van het geloof.”
Ook het meest kenmerkende van de zestiende- en zeventiende-eeuwse wetenschap, de mechanicistische voorstelling van de natuur, werd niet in strijd geacht met het geloof, maar veeleer beschouwd als een ondersteuning daarvan. De natuur werd beschouwd als een groots mechaniek dat werkt zoals een horloge werkt: geen van de elementen van het horloge streeft ’zelf’ een bepaald doel na, het is een willoze, onpersoonlijke machine, gespeend van iedere intelligentie.
Dat het horloge toch zulk een fantastische functie vervult, kan dan ook niet te danken zijn aan iets dat inherent is aan het horloge zelf, het vertoont tekenen van een vooropgezet plan. Zo schrijft Nicolas Malebranche (1638-1715): „Als ik een uurwerk zie, heb ik reden te concluderen dat er een Intelligent Wezen moet bestaan, omdat het onmogelijk is dat geluk of toeval dit heeft voortgebracht en al die radertjes in de juiste volgorde heeft geplaatst.” Wetenschap ten tijde van de wetenschappelijke revolutie was innig verbonden met het christendom.
Atoomwapens
Het ivorentorenmodel van de wetenschap is ook onjuist voor de twintigste-eeuwse wetenschap. Het door Schaffer en Shapin geschreven boek ”Wetenschap is cultuur” maakt dat onder meer duidelijk aan de hand van het leven en werk van de atoomgeleerden Robert Oppenheimer en Edward Teller. Oppenheimer had erop aangedrongen de atoombom op een Japans burgerdoel te gebruiken - hier zien we dus een fysicus die directe politieke adviezen geeft!
Daarvan heeft hij later spijt gekregen. Enkele maanden na Hiroshima en Nagasaki zei hij tegen president Truman: „Ik vind dat we bloed aan onze handen hebben”, waarop, onthutsend genoeg, deze had gerepliceerd: „Niet erg, dat gaat er wel af bij het wassen” en hij instrueerde zijn medewerkers met de woorden: „Laat die huilebalk hier niet meer binnen.”
Niettemin werd Oppenheimer enkele maanden na afloop van de oorlog de belangrijkste regeringsadviseur op wapengebied, een functie die hij naast zijn academische positie vervulde. Hij werd onder meer voorzitter van de General Advisory Committee van de Atomic Energy Commission die aanbevelingen deed voor onderzoeksbeleid van atoomwapens. Volgens Shapin was het een rechtstreeks gevolg van Hiroshima dat Amerikaanse atoomgeleerden hovelingen van de staat werden. Er is geen sprake meer van een ivoren toren, wel van een militair-industrieel-academisch complex waar zeer diverse belangen met elkaar verstrengeld zijn, macht, economie en wetenschappelijk onderzoek.
Geldstroom
Deze ontwikkelingen zetten tot op de huidige dag door. Allerwege is er sprake van dat de universiteit ’ondernemend’ moet zijn, hetgeen ingrijpende gevolgen kan hebben en heeft voor het onderzoek.
Het slothoofdstuk van ”Wetenschap is cultuur” gaat over enkele beroemde Amerikaanse instellingen, zoals Stanford en het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in de VS. Het patroon dat beschreven wordt, is dat onderzoekers iets uitvinden dat wel eens handig zou kunnen zijn voor een concrete toepassing in bijvoorbeeld de luchtvaart. Universiteitsbestuurders die hiervan horen, nemen de zeggenschap over het intellectuele eigendom over en vragen er octrooi op aan, in de hoop inkomsten voor de universiteit te verwerven. Ze slagen er vervolgens in een groot bedrijf voor de technologie te interesseren, dat de exclusieve licentie krijgt. Het geld stroomt bij de universiteit binnen, en de onderzoekers krijgen aanzienlijke bedragen om verder onderzoek naar het apparaatje te doen.
De universiteitsbestuurders zijn in hun sas en stemmen ermee in dat het bedrijf directe toegang krijgt tot het lab en tot het personeel, en dat onderzoeksresultaten pas mogen worden gepubliceerd na goedkeuring van het bedrijf. Hoewel er aanvankelijk enig verzet is bij de onderzoekers, stemmen ze toch in, omdat voor goed onderzoek nu eenmaal geld nodig is. En wanneer de onderzoekers het onderzoek over een andere boeg willen gooien en de bedrijfsmanagers willen dat niet, dan gebeurt het ook niet, omdat ze financieel helemaal afhankelijk van dat bedrijf zijn geworden.
Het bovenstaande is een zeer abstracte beschrijving van wat werkelijk aan Stanford heeft plaatsgevonden, en in zijn abstractheid is het van toepassing op wat op vele plaatsen elders gebeurt.
Onafhankelijk
Derek Bok, van 1971 tot 1991 president van Harvard, betreurt deze ontwikkelingen ten zeerste. „In hun jacht op winstgevende activiteiten lopen universiteiten het gevaar dat ze hun essentiële academische waarden aantasten”, schrijft hij.
Sponsors willen lang niet altijd publicatie van onderzoeksresultaten, hetgeen strijdt met de academische eis van intellectuele openheid. Academische onderzoekers doen experimenten op proefpersonen met bijvoorbeeld geneesmiddelen waar ze zelf financiële belangen in hebben, hetgeen strijdt met de eis van belangeloosheid. Academische onderzoekers mogen zich niet kritisch uitlaten over het bedrijf dat hun onderzoek financiert, want het is er financieel afhankelijk van, hetgeen in strijd is met de eis van academische onafhankelijkheid. Volgens Bok verliest een universiteit die zich uitlevert aan de mammon in rap tempo het vertrouwen van studenten en van de samenleving.
Met het idee van de universiteit als ivoren toren is het dus vreemd gesteld. Zolang de universiteit een ivoren toren is, lijkt dat tegen haar te pleiten; maar naarmate de universiteit minder op een ivoren toren lijkt, pleit dat ook tegen haar!
Is het betoog van Schaffer en Shapin nu ook overtuigend? Naar mijn oordeel wel: de universiteit is inderdaad met duizend draden verbonden met andere sectoren van de cultuur. In feite is dat weinig opzienbarend, iets wat iedereen zou kunnen weten, ware het niet dat een zeer idealistisch beeld van wetenschap en universiteit ons wel eens belemmert.
Het betoog van Schaffer en Shapin is gericht tegen een bepaald beeld van de wetenschap, een beeld dat inderdaad onjuist is. In dit opzicht is hun werk verwant met dat van Thomas Kuhn, die een ander onjuist beeld van de wetenschap ondermijnde, namelijk dat wetenschap een langzame, geleidelijke weg is naar de beste theorie. Kuhn liet zien dat de wetenschapsgeschiedenis vol is van dramatische wendingen.
Overigens biedt het werk van Schaffer en Shapin geen beoordeling van de toenemende verstrengeling van politiek, economie en wetenschap, iets waaraan toch beslist dringend behoefte is. Het is in dit opzicht overigens verheugend dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) onlangs het advies heeft uitgebracht dat onderzoekers en betalende opdrachtgevers zich moeten committeren aan een ”verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid” waarin onder meer wordt bepaald dat de opdrachtgever de opzet, uitvoering, interpretatie en publicatie van het onderzoek niet zal beïnvloeden. Bok zou er zeer mee ingenomen zijn!
Waarheid
Het betoog van Schaffer en Shapin is, hoewel het geen beoordeling biedt, zeker overtuigend in wat het wel biedt. In zijn recentste boek echter, ”De wetenschappelijke revolutie”, slaat Shapin onnavolgbare wegen in. Hij betoogt daar dat de waarheid zelf verandert, en de truc die hij uithaalt is te beweren dat waarheid gelijk is aan geaccepteerde mening. Dit gaat echter zo sterk in tegen het gezond verstand dat we daar niet veel woorden aan hoeven vuil te maken. In de middeleeuwen was het een geaccepteerde opinie dat de zon rond de aarde cirkelt. Maar die opinie was, zoals we weten, niet waar. Lang niet elke geaccepteerde opinie is waar.
Het is van belang om in te zien dat deze onnavolgbare (en onjuiste) conclusie niet volgt uit het interessante en waardevolle werk dat Schaffer en Shapin hebben verricht op het terrein van de wetenschapsgeschiedenis en -sociologie. Dat werk staaft met de stukken dat het beeld dat wetenschap ”autonoom” is, aan gruzelementen ligt. Voor de zekerheid voeg ik hier nog wel aan toe dat dat feit helemaal niet betekent dat wetenschap ons geen belangrijke waarheden kan leren. Want dat doet ze ontegenzeggelijk.
De auteur is hoogleraar kenleer en ontologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.