Politieke discussie geen bewijs
Dr. R. Bisschop verwees afgelopen dinsdag naar het ”algemene gevoelen” dat het zogeheten ”kwartje van Kok” tijdelijk van aard zou zijn. Drs. J. Boot
vindt het feit dat een onderwerp politiek ter discussie staat, geen bewijsgrond voor de stelling dat de overheid diefstal heeft gepleegd. De kern van de reactie van Bisschop is dat ik niet reageer op de hoofdzaak van zijn eerdere bijdrage. Daarin betoogde hij dat het erg zinvol is te discussiëren over rechten en plichten van de burger. Rechten en plichten zijn niet los verkrijgbaar. Maar, zo betoogde hij, dit geldt ook voor de overheid. Hij maakt daarbij geen principieel verschil tussen de individuele burger of de overheid. Dat hij voor dit laatste specifiek aandacht vraagt is mijns inziens geheel terecht. Vaak wordt er vanuit de burger aandacht gevraagd voor zijn of haar rechten en wijst de overheid eenzijdig op de plichten van de burger. In de jaren negentig was bijvoorbeeld de ”calculerende burger” het gevaar waarop gewezen moest worden. Bolkestein heeft indertijd regelmatig gepleit voor een revitalisering van burgerlijke deugden en plichten en publieke verantwoordelijkheid. Ook tijdens de afgelopen verkiezingen kwam dit punt centraal te staan.
Toch zie je in de discussie minder aandacht voor de rechten en de plichten van de overheid zelf. Bisschop heeft dus volkomen gelijk als hij juist hier aandacht voor vraagt. Omdat ik het met hem eens ben, had ik er geen behoefte aan om daar op te reageren.
Zomaar een voorbeeld?
Ondanks onze grote overeenstemming reageerde ik toch kritisch op het artikel dat Bisschop op 8 juni publiceerde. De reden daarvoor was helder. Ik ben -nog steeds- van mening dat je niet zomaar, dus zonder goede argumenten, iemand kunt beschuldigen van diefstal. Ook niet in een voorbeeld. Bisschop deed dit wel. Hij beschuldigde onze overheid van diefstal omdat zij het ”kwartje van Kok” niet heeft teruggeven aan de burger. Ik neem aan dat als ik de heer Bisschop in het openbaar zou beschuldigen van diefstal, hij dat ook niet zomaar zou accepteren en mij om een bewijs zou vragen.
In zijn reactie op mijn artikel probeert Bisschop de onderbouwing voor zijn oordeel wel te geven. Hij doet dit echter wel op een zwakke wijze. Hij blijkt zich namelijk te baseren op „het algemene gevoelen dat het kwartje tijdelijk was.” Dit lijkt mij echter geen basis voor het bepalen van een zwaar oordeel. Dat het een politieke discussie was, is niet vreemd. Een aantal partijen denkt daar gewoon kiezers mee te kunnen winnen. Het feit dat een onderwerp politiek ter discussie staat, is toch geen bewijsgrond voor een aantijging jegens de overheid?
Als ik vervolgens beargumenteer dat de overheid door de gewijzigde omstandigheden het heffen van een brandstofaccijns goed kan gebruiken om automobiliteit af te remmen, schrijft hij dat dit een buitengewoon merkwaardige gang van zaken is. Waarom dit merkwaardig is, schrijft hij niet.
Accijnzen werken niet
Hoewel het niet tot de kern van mijn betoog hoorde, schrijft de heer Bisschop ook dat ik volledig voorbij ga aan het feit dat het heffen van brandstofaccijnzen een ondeugdelijk middel is gebleken. De automobiliteit is immers ondanks het kwartje sterk gegroeid. Dit laatste is echter geen bewijs dat mijn stelling niet opgaat. Gemiddeld kost een kwartje accijns de autobezitter ongeveer 250 gulden per jaar. Dat is 20 gulden per maand. Het gemiddelde reële inkomen is sinds de invoering van het kwartje veel meer gestegen. Wie zal zijn auto dus om het kwartje laten staan? Daarom pleitte ik ook voor het verhogen van het kwartje. Liever zou ik nog zien dat de huidige vaste belastingen op auto’s (motorrijtuigenbelasting en de aanschafbelasting; BPM) zouden worden vervangen door de zogenaamde kilometerheffing.
Helemaal ideaal zou het zijn als deze heffing ook nog zou worden gedifferentieerd naar tijd en plaats. Dus meer betalen op drukke trajecten -bijvoorbeeld om 8.00 uur op de ring Rotterdam- dan op rustige trajecten. Alle wetenschappelijke onderzoeken naar dit onderwerp geven aan dat een dergelijk belastingsysteem een grote bijdrage zal leveren aan de bereikbaarheid in Nederland. Ook in het buitenland zijn voorbeelden te noemen waar dit beleidsinstrumentarium goed werkt.
Terugkomend op het onderwerp rechten en plichten: het is mooi dat we in Nederland het recht hebben om als burger je mening te uiten. Daar staan echter ook plichten tegenover. Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis noemt een aantal van die plichten. Wij zijn schuldig onze overheden schatting te betalen en we dienen de overheid eer en eerbied toe te dragen.
De auteur is econoom.