Opzoeken
Christus is gewillig en bereid tot zondaren in te komen en hen zalig te maken. Dit schreef Christus in een brief aan Laodicea. Dat was een volk met een grote inbeelding van zichzelf. Ze zeiden immers van zichzelf: „Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek…”Ze waren in het geestelijke een gebrekkig volk. Ze hadden geen genadelampje dat brandde, want er staat in het 17e vers: „…dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt.” Deze ellendige staat was des te ellendiger omdat zij het zelf niet wisten. Nu staat de Heere voor hun deur en klopt. Hij bedelt voor de deur van bedelaars. O, de barmhartigheid aanbidt de ellendigheid, de gelukzaligheid de rampzaligheid. Rijkdom aanbidt de armoede en verzoekt deze arme ellendige zondaren om van Hem goud te nemen. Hij verzoekt de naakte, van Hem kleren te nemen en aan deze blinde zondaren om van Hem ogenzalf te nemen.
U zou zeggen dat de armen moeten komen voor de deur van de rijken en de zieken moeten gaan naar de medicijnmeester. Maar ziet, nu komt de rijke voor de deur van de arme en de medicijnmeester komt ongeroepen bij de zieke. Zij kwamen niet het eerst tot Christus, maar Christus kwam het eerst tot hen. Christus komt de zondaar voor met Zijn vriendelijkheid en met hun zaligheid. Hij komt om te zoeken wat verloren is.
Obadias Sedgwich, predikant te Londen (De rijkdom der genade, 1743)