Opinie

Haatzaai

We hebben er in Nederland een nieuwe term bij: haatzaai. Dankzij imam Fawaz van de moskee in Den Haag ligt dit simpele woordje op ieders lippen. De imam wordt er van beticht „haatzaaiende preken” te hebben gehouden. Dat zijn preken waarin tot geweld wordt opgeroepen tegen „de vijanden van de islam” -onder wie president Bush en de Israëlische premier Sharon- maar waarin ook alle „ongelovigen” verwensingen naar het hoofd geslingerd krijgen.

20 June 2002 14:19Gewijzigd op 13 November 2020 23:38

Vanaf de minaret in Tilburg en uit de mond van de daar gestationeerde imam Ahmad Salam klonken dezelfde agressieve geluiden, en dat werd sommigen in politiek Den Haag te gortig. Haatzaai moet bij de wet verboden worden, vindt bijvoorbeeld D66’er Van Boxtel. Want haatzaai is slecht voor de samenhang van onze multiculturele samenleving.

Als de imams voortaan niet op hun woorden passen staan ze straks met hun koffertje bij de incheckbalie van Schiphol, met een ticket enkele reis richting zonnig Zuiden.

Wellicht dat deze schrale troost wat kan opbeuren: er zijn elders in de wereld meer lieden die om exact hetzelfde ’vergrijp’ -haatzaai dus- achter de tralies zitten.

Misschien kennen de imams hem wel: Umar Thalib, leider van de Laskar Jihad, de militante moslimbeweging in Indonesië, die op de Molukken al sinds de zomer van 2000 huishoudt onder de christenen. Umar Thalib is vorige maand achter de tralies gezet omdat hij door de Indonesische autoriteiten wordt beschuldigd van ’haatzaai’.

Hetzelfde geldt overigens voor de Molukker Manuputty, die als leider van de (christelijke) FKM/RMS de Molukse moslims naar het leven stond. Haatzaai was ook tegen hem de aanklacht, en het wachten is op het proces tegen beide heren.

Haatzaai is dus helemaal niet zo’n nieuwe term: in Indonesië is vrijwel iedereen ermee vertrouwd. Sterker nog, de term is daar ooit door het Nederlandse koloniale bestuur geïntroduceerd, en na de onafhankelijkheid van Indonesië netjes overgenomen door de nieuwe leiders. Haatzaai is een oer-Hollands begrip met heel oude papieren.

Als wij hier in Nederland al aan het verbieden van haatzaai denken vanwege „de kwetsbaarheid” van onze multiculturele samenleving, dan hadden onze koloniale voorouders daar natuurlijk helemaal reden voor. De Gordel van Smaragd is immers één gigantische multiculturele samenleving, bestaand uit 13.000 eilanden, 3900 etnische groepen en 365 talen. Hou dat maar eens bij elkaar zonder strenge bijsturing van boven.

Toch is de antihaatzaaiwetgeving van toen voor meer zaken gebruikt dan alleen voor het bijeenhouden van een lappendeken. Ze werd namelijk ook als wapen ingezet tegen de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging van de jaren ’20. Zo werd in 1929 Sukarno -leider van de Partai Nasional Indonesia- gevangengezet op grond van de haatzaaiartikelen 161, 171 en 153. Indonesische nationalisten reageerden daar begin jaren ’30 op met de volgende aanklacht tegen het koloniale bestuur: „Vooral de artikelen 161bis en 153bis geven zeer gemakkelijk aanleiding tot een subjectief oordeel. Wij, politici van Indonesia, hebben sedert de creëring van deze artikelen niet opgehouden hiertegen te protesteren en onze critiek te laten hooren. Wij beschouwen deze artikelen als een groote belemmering voor het uitoefenen van het vereenigings- en vergaderingsrecht. Deze haatzaaiartikelen, deze Digoel-rechten, beperken immers de vergaderrechten ten zeerste. Ze zijn berucht geworden als: allerergerlijks-elastieke bepalingen.”

„Allerergerlijkste elastieken bepalingen”, waar je iedereen naar eigen willekeur mee om de oren kunt slaan. In die rol zijn de haatzaaiwetten na de onafhankelijkheid van Indonesië een tweede leven gaan leiden. Alleen waren de klagers niet meer de verzetsjongens van toen, maar politieke dissidenten die zuchtten onder het bewind van Sukarno en vooral Suharto.

De laatste heeft na zijn aantreden in ’65 dankbaar gebruikgemaakt van deze Nederlandse erfenis en politieke tegenstanders de mond gesnoerd door hen te betichten van haatzaai. Zelfs beschaafd parlementair debat kon je vanwege het gevaar van haatzaai maar beter niet toestaan, vond hij.

En zo werden onze koloniale wetsartikelen instrumenten in de knuisten van een militaire dictator. Ze hadden niets meer te maken met het gevaar van culturele en/of religieuze desintegratie, maar enkel nog met het instandhouden van een bruut regime. Daarvoor dienden ook de zogenaamde SARA-wetten, waarin Suharto het verbood om religieuze (agama) en etnische (suku) kwesties ook maar ter sprake te brengen.

Maar wat praten we nog over Suharto. De man is toch aan de kant gezet, en in Indonesië gloort sinds ’99 een nieuwe tijd van democratie? Je zou het verwachten, maar de realiteit is anders.

Qua wetgeving is veel namelijk hetzelfde gebleven. Toen op 4 december 2000 vijf prominente verzetsleiders op Papua werden opgepakt, gebeurde dat vanwege de „verspreiding van haat”, waarbij werd verwezen naar, jawel, de haatzaaiartikelen in de Indonesische wet.

De rek is dus nog lang niet uit deze wetsartikelen. Misbruik ervan door machtswellustige overheden ligt constant op de loer.

Door haatzaai weer strafbaar te maken sluiten we in Nederland de cirkel en halen we een historisch exportproduct weer terug naar Nederland. Je zou er bijna nostalgisch van worden!

Maar aan de term hangen inmiddels heel wat prijskaartjes en labels. Met als belangrijkste waarschuwing: kan uitgroeien tot een „allerergerlijkste elastieken bepaling.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer