Opinie

Neutraal onderwijs: allesbehalve neutraal

In de afgelopen maand heeft een felle discussie plaatsgevonden binnen de gelederen van de VVD over artikel 23 van de grondwet. Dit artikel regelt de gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs. De discussie ontstond naar aanleiding van een pleidooi van Hirsi Ali voor afschaffing van dit artikel. Dit artikel zou de achterstand van bepaalde groepen in stand houden en een gevaarlijke voedingsbodem voor terrorisme creëren.

Prof. J. J. Graafland
16 December 2005 08:09Gewijzigd op 14 November 2020 03:17

Volgens zowel de onderwijsinspectie als onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau is dit echter geenszins het geval. Integendeel, hoewel het openbaar onderwijs weliswaar de schijn van integratie heeft, lopen de spanningen daar het hoogst op. Leden van de Hofstadgroep als Mohammed B. en Samir A. hebben nooit bijzonder onderwijs gevolgd. Hetzelfde geldt voor Murat D.Daarmee was de discussie echter nog niet afgelopen. In het kielzog van Hirsi Ali hebben ook andere liberalen voor afschaffing van artikel 23 gepleit. De scheiding van kerk en staat zou volgens hen impliceren dat de overheid alleen neutraal onderwijs moet financieren. De vraag is echter hoe neutraal ’neutraal’ onderwijs eigenlijk is.

Ik veronderstel dat onder neutraal onderwijs moet worden verstaan dat een neutrale positie wordt ingenomen tegenover de levensovertuiging. Dat betekent dat geen antwoord wordt gegeven op belangrijke levensvragen zoals of God bestaat en, zo ja, wie Hij is, wat Hij wil en wat dat te zeggen heeft voor ons leven. Het oordeel daarover moet voortdurend worden opgeschort. Dit heeft ingrijpende gevolgen. Bijvoorbeeld: het betekent dat in het onderwijs zaken die de zin van het leven raken not done zijn. Immers, welke zin men aan het leven geeft, heeft alles te maken met de levensovertuiging die men heeft. Ook waarden en normen kunnen niet meer vanuit levensovertuigingen worden toegelicht en ingebed in de bredere levenssfeer van de kinderen, waardoor de toe-eigening en verwerking ervan bemoeilijkt wordt.

Neutraal onderwijs betekent ook dat op school geen liederen meer gezongen worden waarin bijvoorbeeld de natuur verbonden wordt met de liefde of scheppingskracht van God. Immers, zo’n lied veronderstelt het geloof in God en een onderwijzer die zo’n lied zou aanleren zou de kinderen manipuleren en belemmeren in hun eigen vrije ontwikkeling.

Nu leert de praktijk dat wanneer het geloof niet met anderen gedeeld of overgedragen kan worden, het geloof wegkwijnt. Het geloof en de ervaring van God in het dagelijkse leven ontstaat niet door vanuit een ’neutrale’ positie over godsdienst te praten, maar door zelf tot God te spreken en Hem te danken en te betrekken in het leven. Tot de christelijke levensovertuiging hoort daarom ook dat men de kinderen van God vertelt en hen leert te bidden en danken voor alles wat Hij ons schenkt. Neutraal onderwijs dat dat verbiedt is dus helemaal niet neutraal. De kinderen zingen dan nog wel over kleurrijke bloemen of vlinders, maar dat dat iets met God te maken heeft moet achterwege blijven. Het zal als uitwerking hebben dat het geloof onder druk komt te staan. De verdedigers van ’neutraal’ onderwijs zullen dat wellicht ook geen probleem vinden en zelfs toejuichen, omdat sommigen van hen geloven dat „geloven alleen maar gedoe geeft.” Zij beseffen alleen niet dat zij dan anderen een vorm van staatsonderwijs opdringen die alleen bij hun eigen levensovertuiging past. Allesbehalve neutraal dus.

Nu zou men kunnen stellen dat geloofsopvoeding buiten schooltijd moet plaatsvinden. Maar dat staat op gespannen voet met een andere doelstelling van de overheid, namelijk het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie van gehuwde vrouwen met het oog op de vergrijzing. Kinderen dienen dan opgevangen te worden in gesubsidieerde kinderopvangcentra. Maar volgens het standpunt van ’neutraal onderwijs’ dient ook daar een ’neutrale’ positie te worden ingenomen ten opzichte van de levensovertuiging met dezelfde gevolgen als hierboven geschetst. De overdracht van het geloof wordt dan nog verder naar de randen van het dagelijkse leven gedrongen. Allesbehalve neutraal dus.

Ouders die onderwijs in aansluiting op de eigen levensovertuiging zo belangrijk achten, kunnen het altijd nog uit eigen zak betalen, zullen sommige liberalen zeggen. Maar hoe liberaal is het om mensen te dwingen dubbele kosten te gaan maken, omdat anderen hun eigen levensovertuiging willen opdringen aan anderen? Immers, deze ouders moeten dan niet alleen het onderwijs van hun eigen kinderen zelf betalen, maar worden daar bovenop via het belastingstelsel gedwongen om het ’neutrale’ onderwijs van de kinderen van anderen mee te helpen financieren. In de liberale traditie staat echter bescherming van de eigen individuele keuzevrijheid centraal. Veel ouders kiezen nu in vrijheid voor een christelijke school. Trouwens, ook als je het de kinderen zou vragen die op deze scholen zitten, vermoed ik dat er maar weinig zullen kiezen voor het opheffen ervan. Liberalen die ervoor pleiten om alleen ’neutraal’ onderwijs te financieren, willen feitelijk dat het belastinggeld alleen wordt aanwend voor onderwijs dat strookt met de levensovertuiging waarin zij zelf geloven. Allesbehalve neutraal dus.

Wie echt liberaal wil zijn, kan dan beter pleiten voor een volledige privatisering van het onderwijs: iedereen betaalt het onderwijs voor zijn eigen kinderen en kan samen met anderen een school oprichten die past bij de eigen levensovertuiging. Wij krijgen dan een Amerikaans model. Maar de prijs is hoog: een dergelijke privatisering van het onderwijs brengt ons zeker een verdere segregatie van de Nederlandse samenleving en een vergroting van het verschil tussen rijken en armen en autochtonen en allochtonen.

De auteur is hoogleraar economie, onderneming en ethiek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer