Ware bevinding bij Th. van der Groe
Theodorus van der Groe werd op 3 september 1705 te Zwammerdam geboren. Hij was predikant van 1730-1784. Uit eigen ondervinding wist hij dat het heel ver kan gaan met de kennis van onwedergeborenen. In Rijnsaterwoude, zijn eerste gemeente, kwam Van der Groe tot bekering. Daaruit valt te verklaren dat hij scherp onderscheid maakt tussen de kennis van onwedergeborenen en van wedergeborenen.
Als boetgezant legt Van der Groe de vinger bij het droevig verval in Gods kerk: het ontbreekt bij velen aan de ware bevinding. Als oorzaak van het verval ziet Van der Groe het gebrek aan geestelijke kennis. Er is maar weinig kennis van God, Zijn waarheden, Zijn wegen en Zijn werken. Er is in zijn dagen sprake van veel geesteloze en schoolse letterkennis, waardoor alleen de woorden en de uitwendige vormen van Gods Woord worden bewaard, zonder waarachtig licht van genade, van kracht, van geest en leven in het hart. Er is sprake van openbare zonden en goddeloosheden, waartegen Van der Groe krachtig waarschuwt in zijn biddagpreken. Er is geveinsdheid en huichelarij, onwetendheid, lauwheid en twijfel, verdorvenheid en geesteloosheid.Heiligheid
Van der Groe schrijft over hen die een verborgen liefde tot bepaalde zonden hebben. Zij koesteren boezemzonden en hartverdorvenheden. Daar willen zij niet tegen strijden om ze ten onder te brengen. Er is geen hartelijk vermaak in heel de wet van God. Er is geen volhardend najagen van de heiligmaking zonder welke niemand de Heere zien zal. Er is wel een gedaante van godzaligheid. Van der Groe spreekt in dit opzicht van bedekte geveinsden.
Het luistert heel nauw: als er maar één zondige lust met vermaak en zonder oprecht berouw en oprechte strijd wordt gekoesterd, dan zal die ene dode vlieg de ganse zalf van geloof en godzaligheid bederven. Hoe is het in het hart van de ware gelovigen? Zij begeren hoe langer hoe meer de wereldse begeerlijkheid te verzaken, het vlees te kruisigen en tegen de satan strijd te voeren. Zij zoeken Gods wil te doen en vorderingen te maken in geloof, liefde, hoop, lijdzaamheid, hemelsgezindheid, rechtvaardigheid, matigheid en in alle goddelijke deugden.
De kennis in ware gelovigen en wedergeborenen is heel anders dan die in tijdgelovigen en onwedergeborenen. De ware gelovigen hebben een ware kennis, ware bevinding, van God en Zijn Woord. Zij hebben een ware geestelijke kennis door de verlichting van de Heilige Geest in hun gemoed. De tijdgelovigen en onwedergeborenen kunnen enige kennis van God en van de waarheden van het Evangelie hebben, maar het is geen ware kennis, geen ware bevinding. Het is alleen maar een algemene en natuurlijke kennis door de algemene verlichting van de Heilige Geest. Er kan wel enige ware uitwendige kennis zijn, maar de inwendige, zaligmakende kennis wordt gemist. Het is mogelijk rechtzinnig over de zonde te spreken en dit aan anderen voor te houden, zonder zaligmakende hartekennis van de zonde. Van der Groe gebruikt het voorbeeld van een blinde. Een blinde kan uitwendig en voorwerpelijk weten hoe dingen eruitzien, maar hij heeft zelf nooit die dingen gezien.
Zelfonderzoek
Lezing van het boekje brengt tot de vraag: Is mijn kennis van God en Zijn Woord de ware kennis? Is wat ik voor bevinding houd de ware bevinding? Want er kunnen aandoeningen zijn in het gemoed, de prediking kan veel veranderingen teweegbrengen, terwijl er geen ware bevinding is. Het lezen van het boekje van Van der Groe is een goed hulpmiddel om met Gods Woord als het enige richtsnoer onderscheid te maken tussen algemene en ware bevinding. Het boekje verscheen oorspronkelijk als voorrede voor het tweede deel van de verklaring van Hutcheson van het boek Job.
N.a.v. ”De ware bevinding”, door Theodorus van der Groe; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 2005; ISBN 90 6140 910 1; 107 blz.; € 9,90.