De andere wereld van de Bijbel
Titel:
”Oude en nieuwe lezers. Een inleiding in de methoden van uitleg van het Oude Testament”
Auteur: E. Talstra
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2002
ISBN 9043505021
Pagina’s: 320
Prijs: € 29,90. Wie de Bijbel opent, stapt midden in een andere wereld dan de alledaagse. Door opvoeding, kerk en school kan de Bijbel vertrouwd worden, maar het blijft een boek uit een andere tijd en een andere cultuur. Hoe lezen we de Bijbel en welke methoden van bestudering zijn er? Voor hedendaagse lezers betekent het bestuderen van de Bijbel ook: invoegen in een bestaande cultuur van leesgemeenschappen, die van kerken, synagoge en academie. Onderling verschillen die drie houdingen nogal wat.
In zijn boek ”Oude en nieuwe lezers” spreekt E. Talstra, hoogleraar bijbelwetenschappen en alfa-informatica aan de VU, nadrukkelijk van ”Oude Testament”. Daarmee geeft hij aan dat de methoden die hij bespreekt in het kader staan van de christelijke theologie. Anders had hij de begrippen ”Tenach” of ”Oudisraëlitische literatuur” kunnen gebruiken. Hij zegt hierover: „Een mens kan naar mijn ervaring heel goed zowel gelovig als nieuwsgierig zijn en tegelijkertijd ook methodisch strikt.”
Uitgebreid schenkt de auteur aandacht aan klassieke en moderne methoden van uitleg. Daarbij gaat hij niet de gebruikelijke weg door eerst veel aandacht te schenken aan de uitgangspunten en pas daarna een eigen methode te demonstreren.
Liever loopt hij de verschillende methoden langs, bespreekt hij hun voor- en nadelen, en komt hij pas aan het eind met zijn algemene beschouwing. Dit heeft als voordeel dat de lezer aan de hand van praktische voorbeelden ziet hoe methoden werken.
In het hoofdstuk ”De werkplaats: traditie en ambacht” inventariseert Talstra welke tekstoverleveringen er zijn van de Aäronitische zegen in Numeri 6. Hierbij betrekt hij ook de zilveren rolletjes uit Ketef Hinnom in Jeruzalem.
Te veel
In het volgende hoofdstuk brengt hij moderne methoden van historisch-kritisch onderzoek, maar ook literatuur- en taalwetenschappelijke experimenten ter sprake. Daarna demonstreert Talstra de verschillende methoden aan de hand van 1 Koningen 21, de geschiedenis van Achab en Naboth. De syntactische analyse en de literaire compositie krijgen uitgebreid aandacht. Wie wil weten wat het verschil is tussen literair-kritische, vormkritische, redactiekritische, compositiekritische en overleveringskritische analyses, kan hier terecht.
Dit hoofdstuk is maar liefst bijna 80 pagina’s lang. In wetenschappelijk opzicht scoort Talstra hoog met zijn analyses, maar voor menig lezer zal dit toch een beetje te veel van het goede zijn. Was een beknoptere presentatie niet helderder geweest? En is 1 Koningen 21 geschikt om al deze methoden te presenteren?
Hoofdstuk 5 heet ”Teksten in soorten” en behandelt genres en methoden aan de hand van Deuteronomium 4, Jesaja 46 en de Psalmen 67 en 93. Tot slot volgt in hoofdstuk 6, ”Ambacht en theologie”, een eigen positiekeuze. Talstra geeft toe dat de hoofdstukken in dit boek in toenemende mate technisch zijn geworden. Exegese is onderzoek! De auteur geeft een brede definitie van exegese. Velen beperken de academische exegese, maar het wetenschappelijk onderzoek is juist ontstaan door de belangen van de geloofsgemeenschappen. De teksten zelf tonen de samenhang tussen tekstoverlevering en leesgemeenschappen.
Te gemakkelijk
Daarom bepleit Talstra niet slechts een verblijf in het laboratorium van de tekstanalyse, maar ook een deelname aan het publieke debat over de interactie tussen Bijbel, kerk en cultuur. Exegeten trekken zich wel eens te gemakkelijk terug op het smalle middenterrein dat tussen het taalkundige laboratorium en het publieke debat is overgebleven: dat van de godsdiensthistorische vragen of de retorische analyse.
De aanname van Talstra in dit boek is dat wie oudtestamentische teksten analyseert, niet alleen taalkundige en historische vragen tegenkomt, maar in feite alle vragen die in de huidige discussies over theologie en hermeneutiek aan de orde komen.
Een exegeet volgt eerst het spreken over God in de tekst als literatuur, daarna volgt hij de generaties van lezers van de tekst in hun spreken over God (tekstoverlevering, geschiedenis van de exegese). Beslissend is evenwel de blijvende interactie tussen tekst en leesgemeenschap: is er continuïteit tussen oude en nieuwe lezers?
Hier wordt duidelijk wat de titel betekent, hier ligt ook de grens: verder kunnen methoden een lezer niet brengen. Maar het is niet vreemd om met oudere lezers de pretentie van de bijbeltekst te aanvaarden dat niet alleen mensen over God spreken, maar dat Hij eveneens over mensen spreekt.
Waardevol
Met deze woorden besluit de auteur zijn boek. Deze standpuntbepaling lijkt mij waardevol in het wetenschappelijke debat. De betekenis van bijbelteksten is voor onze tijd van groot belang. Het boek zal vooral bedoeld zijn voor theologische studenten in de hogere leerjaren. Wie in kort bestek een overzicht van exegetische methoden wil, kan beter een praktischer boek kopen. Wie zich -als gevorderde theoloog- wil verdiepen in de samenhangen en voor- en nadelen van exegetische methoden, kan hier goed terecht.