Eén ouder kan schoolopvang eisen
DEN HAAG - Als één ouder de school vraagt om voor- en naschoolse opvang te realiseren, moet de onderwijsinstelling daar gehoor aan geven. Ook mag een school aanvragen voor opvang tijdens schoolvakanties en roostervrije dragen niet op voorhand afwijzen. Ouders moeten de kosten zelf betalen.
Dat schrijven de ministers Van der Hoeven van Onderwijs en De Geus van Sociale Zaken in een brief die ze vrijdag naar de Tweede Kamer stuurden. De brief is een reactie op de motie-Van Aartsen/Bos over de voor- en naschoolse opvang die de Tweede Kamer tijdens de algemene beschouwingen in september aannam. De Kamer wil dat scholen vanaf 1 januari 2007 van halfacht ’s morgens tot halfzeven ’s avonds aaneengesloten opvang bieden.Het kabinet wil het al dan niet organiseren van voor- en naschoolse opvang niet afhankelijk maken van een meerderheidsbesluit op school. Als één ouderpaar om opvang vraagt, krijgt het schoolbestuur de wettelijke plicht een voorstel te doen. Ouders kunnen zich dus op deze plicht beroepen en een plan afdwingen. Bij de invulling van de opvang moet het bestuur de medezeggenschapsraad of de leden van de vereniging betrekken. Ouders moeten uiteindelijk toestemming geven voor het uitgewerkte plan. Scholen mogen verzoeken om opvang tijdens vakanties en roostervrije dagen niet naast zich neerleggen. In overleg met de ouders moet de school hierover een besluit nemen.
Schoolbesturen kunnen kiezen voor verschillende mogelijkheden om de voor- en naschoolse opvang vorm te geven. De school kan een samenwerkingsverband aangaan met een erkende kinderopvangorganisatie. Deze organisatie kan binnen of buiten de school de opvang aanbieden. Als het binnen de school gebeurt, moeten er geschikte ruimtes zijn. De opvangorganisatie moet die ruimtes overigens huren. Als er geen geschikte ruimtes zijn en de opvang plaatsheeft bij de kinderopvangorganisatie moet de opvangorganisatie zorgen voor vervoer van en naar school.
Als een school voor deze mogelijkheid kiest, moeten de werkende ouders de gebruikelijke tarieven betalen die gelden voor opvang. Anderzijds komen ouders in aanmerking voor de gebruikelijke tegemoetkomingsregelingen voor kinderopvang.
In plaats van kiezen voor samenwerking met een erkende opvanginstelling kan de school ook besluiten zelf de voor- en naschoolse opvang te regelen. Dat kan op twee manieren. De school kan een eigen rechtspersoon oprichten en laat zich registreren als kinderopvangorganisatie. Als de voor- en naschoolse opvang aan alle eisen voldoet, kunnen de ouders in aanmerking voor de gebruikelijke tegemoetkomingsregeling.
Ook kan de school opvang aanbieden die niet aan de criteria van de Wet kinderopvang voldoet. Deze opvang kan binnen als buiten het schoolgebouw plaats hebben. Evenals de andere soorten van opvang, moeten ouders deze opvang ook zelf betalen. Voor deze vorm van opvang geeft de overheid geen tegemoetkoming aan ouders.
Volgens de ministers Van der Hoeven en De Geus is het goed mogelijk dat verschillende vormen van opvang naast elkaar bestaan. De school kan bijvoorbeeld zelf zorgen voor de voorschoolse opvang en de opvang na schooltijd overlaten aan een kinderopvangorganisatie.
Om de opvang aantrekkelijk te maken voor leerlingen kunnen scholen samenwerkingsverbanden aangaan met sport- en culturele organisaties. Dat gebeurt nu reeds bij de zogeheten brede scholen. Deze scholen, die vooral in grote steden aanwezig zijn, bieden al sluitende dagarrangementen voor kinderen. Daarbij zijn ook veelal bibliotheken, consultatiebureaus en instellingen voor welzijn en maatschappelijk werk betrokken.
Het kabinet heeft vrijdag ook besloten over de opvangmogelijkheden advies te vragen aan de Onderwijsraad en het Centraal Planbureau (CPB). De Onderwijsraad moet adviseren over „de verschillende mogelijkheden, consequenties en randvoorwaarden bij de (…) varianten.” De ministers vragen het Centraal Planbureau door te rekenen wat de effecten van kinderopvang zijn voor de arbeidsmarkt en het emancipatiebeleid. Beide adviezen moeten in februari klaar zijn. Als daar uit blijkt dat er veel obstakels zijn, zou de ingangsdatum van 1 januari 2007 kunnen verschuiven.