„Elke preek hoort naar Christus te verwijzen”
DORDRECHT - Zestig jaar predikant, maar nog steeds bijna elke zondag één keer op de kansel. Ds. K. Schipper (83) ervaart het als een vreugde dat hij het Woord van God mag bedienen. „Iedere preek moet Christusverkondiging zijn, of het nu gaat over een tekst uit het Oude of uit het Nieuwe Testament.”
Karel Schipper wordt geboren in een hervormd nest in Dinteloord. Hij groeit daar op in een protestantse enclave in een rooms-katholiek gebied. Na de hervormde lagere school bezoekt hij het rooms-katholieke lyceum in Roosendaal. Gaandeweg ontwaakt de roeping tot predikant. „Mijn leraar Nederlands vroeg onze klas om een opstel te schrijven over wat wij later wilden worden”, vertelt hij in zijn woning tegenover een bejaardentehuis. „Ik schreef daarin dat mijn keus was: predikant of zendeling. De rooms-katholieke leraar schreef er ”amen” onder. Die roeping lag voor mij duidelijk.”Midden in de oorlogsjaren doet Schipper zijn theologiestudie in Utrecht. Hij maakt daar de „oude garde” mee, zoals Berkelbach van de Sprenkel, Brouwer, Van Rhijn, De Groot, De Vrijer en Severijn. Deze laatste is dan staatshoogleraar filosofie en voorzitter van de Gereformeerde Bond. „Hij woonde in Ramstraat 10, ik op nummer 31. Ik liep wel eens met hem mee naar colleges.” Schipper volgt bij hem ook privécolleges over Calvijn. „Severijn gaf niet zo gemakkelijk colleges als prof. Van Rhijn, die veel populairder was en ook meer meditatief.”
Ondergronds
Schipper moet later zijn studie ondergronds voortzetten. Na een razzia in 1942 -„gelukkig op zaterdag, een collegevrije dag”- duikt hij onder bij familie in Oud-Beijerland. „Ik kreeg een brief van de universiteit met de eis om loyaal aan de Duitsers te zijn. Dat wilde ik niet. Dat betekende dus het einde van de studie.” Desondanks vervolgt hij op zijn onderduikadres zijn opleiding. „Ik fietste eens vanuit Oud-Beijerland op harde banden naar Utrecht om tentamens af te leggen.”
Kandidaat Schipper doet intrede in Goudswaard op 25 november 1945, vandaag zestig jaar geleden. Een rustig leven heeft hij daarna niet, want hij vertrekt in 1949 naar Indië om de Nederlandse troepen bij te staan als veldprediker. „De jongens hebben daar in groot gevaar verkeerd. Stel je voor dat je hier in Nederland op de weg rijdt en elk ogenblik kunt stuiten op een bom of plotseling beschoten kunt worden. Ik heb in Indië tientallen begrafenissen moeten verzorgen.”
Ds. Schipper heeft in Indië geleerd dicht bij de mensen te gaan staan. „Juist in situaties van ellende kon je het Woord van God kwijt, ook bij mensen die niet godsdienstig waren opgevoed. Ik maak nog steeds elk jaar reünies van oudgedienden mee. Onlangs zei iemand nog zich te herinneren dat ik zijn hand had vastgehouden tijdens een moeilijk moment. Hij heeft dat zijn hele leven onthouden. Ook de avondmaalsdiensten waren indrukwekkend.”
Na de Indische periode dient ds. Schipper de gemeenten van Waspik (1954), Ederveen (1959), Middelharnis (1964), Dordrecht (1968), opnieuw Waspik (1985) en sinds zijn emeritaat op 1 mei 1988 woont hij weer in Dordrecht. Twee van zijn zonen zijn ook predikant.
Stromingen
Ds. Schipper is altijd lid van de Gereformeerde Bond geweest. „Daarin zijn altijd twee stromingen geweest. De ene groep legt de nadruk op de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof. De andere groep leeft meer vanuit de kenmerken. Iemand als prof. Severijn probeerde deze groepen bij elkaar te houden. Ik denk dat we daar tegenwoordig minder in slagen.”
De verhoudingen zijn scherper geworden, aldus ds. Schipper. „Toen ik in de Hoeksche Waard predikant werd, preekte ik in alle gemeenten. Als een gemeente vacant was, ging een ringpredikant uit een naburige gemeente voor. Je hield rekening met elkaar. Men wist dat je als Gereformeerde Bonder geen gezang liet zingen en dat werd gerespecteerd. Nu is een dergelijke openheid naar elkaar onmogelijk.”
De secularisatie is in de afgelopen zestig jaar behoorlijk toegenomen, constateert de predikant. „Toen ik na de oorlog predikant werd, waren de kerken vol, maar dat zakte al gauw af. De gevaren waren geweken. Dat het aantal kerkgangers daalde, was vooral merkbaar in de middag- of avonddiensten.”
De visie op het predikantschap is in zes decennia flink veranderd. „Je preekte vroeger zondag aan zondag, twee keer. Vakantie had je bijna niet, hoogstens enkele weken in de zomer. Tegenwoordig hebben predikanten weet ik niet hoeveel vrij. Ook de plaats die het huisbezoek in het gemeenteleven inneemt, is flink veranderd. Vroeger ging je iedere week twee of drie avonden bij gezinnen op bezoek en slechts af en toe was er een kerkenraadsvergadering. Een predikant moet naar mijn mening dan ook vooral dicht bij de mensen zijn.”
Opwekking
Ds. Schipper hoopt op een geestelijke opwekking en kijkt daarom met „een jaloers verlangen” naar wat er in andere delen van de wereld gebeurt. De Nederlandse situatie is echter verre van rooskleurig. „Er is onder de jongeren wel een toenemende tweedeling. Vroeger ging je naar de kerk of naar catechisatie omdat het nu eenmaal hoorde. Zij die nu naar de kerk gaan, doen dat meestal bewust. In hoeverre die groep zal groeien, is onbekend. Er groeit een geslacht in Nederland op dat in vele gevallen niet gedoopt is. En wat gaat er gebeuren met de islam? Ik heb daar mijn zorgen over.”
Toch is de emeritus predikant niet mismoedig. „We moeten het Woord brengen en de rechtvaardiging van de goddeloze prediken. In de prediking moet het verzoenend bloed van Christus centraal staan. Er was eens een kandidaat die een goede exegetische preek hield, maar waarin de naam van Jezus niet voorkwam. Een kerkenraadslid uitte na afloop daar kritiek op. De kandidaat zei: „De Heere Jezus wordt toch niet genoemd in de tekst?” Waarop de broeder antwoordde: „Vanuit iedere plaats is er een weg naar Amsterdam.” Dat kan ik helemaal beamen: Christus, Die gestorven is en Die leeft, laat dát de boodschap van elke preek zijn.”