„Ik bid voor m’n brood, niet voor het geld dat ik pin”
WAGENINGEN - Heeft de kerk nog iets te zeggen als het over de economie gaat? En over de landbouw? Over dergelijke vragen werd donderdag in Wageningen tijdens de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland een dag lang gesproken. En waarom zou je eigenlijk als kerk wel spreken over de landbouw en niet over de financiële sector? „Ik bid wel voor m’n brood, maar niet voordat ik geld ga pinnen.”
Uiteindelijk lukte het synodevoorzitter ds. J. G. Heetderks om de vergadering voor zes uur ’s avonds te laten instemmen met het -behoorlijk gewijzigde- besluitvoorstel dat het moderamen had opgesteld bij twee notities. De eerste was ”Accra’s Appel”, waarin het gaat over geloof en economie, en de tweede ”Zorgen om de landbouw”. Hoewel er veel instemmende reacties klonken over wat er in beide nota’s stond, waren er ook synodeleden die het allemaal veel te ambitieus vonden. Wie trekt zich, bijvoorbeeld, iets aan van de oproep van de kerk -waartoe uiteindelijk besloten werd- aan het internationale bedrijfsleven om te komen tot „een mondiaal geldende gedragscode, waarin zorg voor de aarde en de mensheid richtinggevend zijn”? Is het geen vergeefse moeite?Volgens synodescriba dr. B. Plaisier niet. „We kiezen niet voor een economisch model. Dat leidt alleen maar tot uitwassen. We willen als kerk, zowel naar binnen als naar buiten, laten zien dat we toebehoren aan Christus. En daarom kunnen wij het niet verdragen dat broeders en zusters te gronde gaan. Dan is er iets mis.”
Tijdens de bespreking van de nota over de landbouw, mede opgesteld naar aanleiding van recente veeziekten, stelden afgevaardigden de vraag waarom er in de kerkvergadering wel een aparte nota werd besproken voor de boeren en niet een voor andere beroepsgroepen. Voor ds. C. C. Wessel uit Heerenveen was het antwoord op die vraag snel gegeven. „Ik bid wel voor m’n brood, maar niet voor het geld dat ik bij de bank pin. Dat zegt iets over het belang van alles dat met ons voedsel te maken heeft.”
Prof. dr. G. G. de Kruijf, voorzitter van de generale raad van advies, wilde graag van de synodeleden horen wat nu het eigene kon zijn van een kerkelijke discussie over de agrarische sector. „Wat is het verschil in inbreng die de kerk heeft als je het vergelijkt met de inbreng van een landbouworganisatie?” Ouderling J. Kapteyn ziet die meerwaarde van de kerk vooral in het „slim en behendig” benutten van kansen om in allerlei discussies invloed uit te oefenen. „Daarin hebben diaconie en kerkenraad een functie.”
Ouderling-kerkrentmeester A. M. Mol uit Aerdenhout pakte de vraag van prof. De Kruijf op als een vraag naar de maatschappelijke relevantie van de kerk. „En laten we maar eerlijk zeggen: die is ons de laatste jaren door de vingers geglipt. Het valt bovendien ook niet mee om als kerk met één mond te spreken in dit soort zaken. Juist omdat we vinden dat mensen uit het brede politieke spectrum in de kerk welkom zijn. Daarom moeten we ons richten op onderwerpen waar we elkaar vinden.”
Betovering
Dr. Plaisier vond het goed dat deze vraag in de synode op tafel kwam. „Het laat zien dat we de jaren door veel voorzichtiger zijn geworden. Vroeger grepen we alles aan en vonden we dat de kerk over alles wat moest zeggen. Toch blijft staan dat we als kerk niet alleen geestelijk bezig mogen zijn. We dragen verantwoordelijkheid voor het geheel. We zijn ertoe geroepen onze stem te laten horen. We moeten onszelf niet overschreeuwen, maar ons ook niet kleiner maken dan we zijn.”
Ds. W. Markus uit Bergschenhoek diende een amendement in op het besluitvoorstel. „Ik merk bij mezelf dat ik niet zo makkelijk uit de betovering van geld en goed kom. Ik kan het alleen doorbreken wanneer er het verlangen is naar Jezus Christus en naar de komst van Zijn Koninkrijk. Dan is het zoals een oud lied zegt: „Weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten, hoe rijk of ik ben. ’k Heb alles verloren, maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben.” Ik mis in dit stuk de verwachting van de komst van Jezus Christus, Die aan alle ongerechtigheid een einde maken zal.”
Uiteindelijk trok hij zijn amendement in, nadat het moderamen aan het besluitvoorstel de zin had toegevoegd dat de kerk geroepen is „om te spreken en te handelen vanuit de hoop op de komst van Gods koninkrijk (Rom. 8:18-23).”
Kerkdienst
Tijdens een kerkdienst, die gisteravond gehouden werd in de Grote Kerk van Wageningen, ging ds. G. de Fijter, vicepreses van het synodebestuur, in zijn preek over Psalm 4:7 ook in op de problematiek die overdag besproken was. „Wie zal ons het goede doen zien? zo vraagt de dichter. Komt die vraag niet op een schrijnende wijze naar voren als we zien wat er zich afspeelt in onze samenleving? Wordt die vraag niet zichtbaar in de westerse mens die zijn rug naar God heeft gewend? Wie zal ons het goede doen zien? De psalm geeft ons een antwoord. Tegenover de moedeloze vraag van velen, is er die ene, die bidt: „Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn, o Heere.”
En dat gebed om het licht van Gods aanschijn is in het verband van de gehele Schrift de bede om de nabijheid van de Heere Jezus Christus. In Hem zien wij dat God er is en Wie God is. Hier, diep verborgen in het Oude Testament, klinkt het gebed om de Messias. Hij is gekomen in Jezus Christus, onze Heer en Verlosser. Als kerk willen we verkondigen: in Christus ligt de overwinning over al datgene wat ons mensen verward en vertwijfeld doet zijn in dit leven. En waar mensen zich bekeren, wederom geboren worden, dat wil zeggen: in Hem gaan geloven, daar is het aanschijn van God. Gods vriendelijke aangezicht. Daar wordt het gebed geboren om de komst van het Koninkrijk in al z’n volheid”, aldus ds. De Fijter.