„Slachtoffers niet langer verstoppen”
ALKMAAR - Het roer moet om. Daarvan is directeur Cokkie Roel van de stichting Blijf van m’n Lijf Alkmaar overtuigd. Vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld moeten niet standaard op een geheime opvanglocatie onderduiken. In veel gevallen zou een herkenbaar opvanghuis een prima alternatief zijn. „We moeten de slachtoffers niet langer verstoppen.”
Het idee van herkenbare blijf-van-mijn-lijfhuizen houdt Roel al enkele jaren bezig. Het 25-jarige bestaan van de stichting Blijf van m’n Lijf Alkmaar is in haar ogen een goed moment om het concept duidelijk op de kaart te zetten. Thema van het jubileumcongres dat vrijdag in Alkmaar plaatsheeft is daarom ”Oranjehuis: heeft een herkenbaar blijfhuis toekomst?”De term Oranjehuis staat voor een blijf-van-mijn-lijfhuis op een algemeen bekend adres, dat de anonimiteit van de bewoners waarborgt. Roel ziet een pand voor zich met een fel oranje deur en daarnaast een bord met de tekst: ”Oranjehuis: advies, hulp en opvang bij huiselijk geweld”. „Niet meer geheim, niet weer weggestopt.” Daarvan gaat volgens haar een signaal uit naar de samenleving: huiselijk geweld bestaat en is onacceptabel.
Aan de hand van de kleuren van een verkeerslicht onderscheidt Roel drie categorieën slachtoffers van huiselijk geweld. „Bij groen is er contact met de hulpverlening nodig, maar is de situatie thuis nog voldoende veilig. Als het licht op oranje staat, is een ”time out” nodig om het geweld te stoppen en na te denken over de toekomst. Staat het licht op rood, dan is de situatie dusdanig bedreigend dat een vrouw in een ”safe house” moet worden ondergebracht.”
Volgens Roel valt 10 procent van de vrouwen die in blijfhuizen verblijven onder de laatste categorie. Het gaat dan bijvoorbeeld om gevallen van eerwraak. Voor 40 procent is de situatie weliswaar bedreigend, maar is er geen sprake van levensgevaar. De resterende 50 procent bestaat uit vrouwen die met geweld te maken hebben, maar die niet per se op een geheim adres hoeven te worden ondergebracht, aldus Roel. Juist deze groep komt volgens haar in aanmerking voor opvang in een Oranjehuis.
Uitgangspunt in de bestaande blijfhuizen is volgens de Alkmaarse directeur te veel dat de vrouwen definitief zullen breken met de gewelddadige partner. „Er is geen contact met thuis en er heerst een sfeer van: Je gaat niet meer terug naar je eigen situatie. Ben je gek! Het is in een blijf-van-mijn-lijfhuis ”not done” om te zeggen dat je nog van je man houdt.”
Een Oranjehuis zou een plek van bezinning moeten zijn die de mogelijkheid van terugkeer niet op voorhand uitsluit. „In een veilige omgeving kun je nadenken over je situatie en over de vraag of je weer contact wilt met bijvoorbeeld je echtgenoot of je vader. Wordt het vertrek definitief of is de situatie thuis nog te herstellen?
Een Oranjehuis is erop gericht vrouwen weerbaar te maken. Dat benadruk je door hen niet weg te stoppen in een geheim huis, maar hen onder te brengen in een locatie die kracht uitstraalt.”
Daarbij krijgt de veiligheid van de vrouwen veel aandacht, aldus Roel. „Het is geen huis waarvan de ramen en deuren wijd openstaan, maar ook geen locatie achter prikkeldraad. In samenwerking met de politie moeten het huis goed worden beveiligd.”
Een haalbaarheidsstudie die het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie in Leiden in opdracht van de Alkmaarse stichting Blijf van m’n Lijf verrichtte, wijst uit dat daarvoor mogelijkheden bestaan.
Roel memoreert ook positieve ervaringen die de afgelopen jaren in de Verenigde Staten zijn opgedaan met ”open women shelters”: herkenbare opvangplaatsen waar vrouwen anoniem verblijven.
De directeur van een Amerikaans blijfhuis dat in 2003 van een geheime naar een bekende locatie overging, gaf aan dat het aantal incidenten sindsdien niet is toegenomen.
De directeur van de Alkmaarse opvang hoopt dat het congres dat haar organisatie morgen belegt, zal uitmonden in de start van een denktank of stuurgroep die het concept van het Oranjehuis verder gaat uitwerken. Als het aan Roel ligt, opent het eerste Oranjehuis over twee of drie jaar zijn deuren. „Ik verwacht dat er in elk geval in Noord-Holland voldoende draagvlak is om ermee te beginnen.”