Uit de kerk meteen het zendingsveld op
Titel: ”Uitgezonden naar Nederland”
Auteur: drs. J. A. W. Verhoeven
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2005
ISBN 90 435 1090 4
Pagina’s: 109
Prijs: € 10,50.
In een kerkgebouw ergens in Nederland is boven de uitgang een groot bord bevestigd: ”U betreedt nu het zendingsveld”. De bedoeling is duidelijk: de gemeente die het Woord gehoord heeft wordt vervolgens geroepen het Evangelie uit te dragen in eigen omgeving. Dat is niet nieuw. Nieuw is wel dat het zendingsveld niet meer alleen ver weg ligt, maar ook om de hoek van de deur te vinden is.
Dat gegeven inspireerde drs. J. A. W. Verhoeven, hervormd predikant te Oudewater, tot het schrijven van zijn boekje: ”Uitgezonden naar Nederland”. Het is het tiende deel in de reeks ”Gereformeerd belijden”, uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
Het boekje is niet bedoeld als praktische toerusting voor gemeenteopbouw of evangelisatiewerk; het wil de bezinning en bewustwording stimuleren. Daarin is de schrijver naar mijn oordeel zeker geslaagd.
Hoe bescheiden van opzet dit boekje ook is, het biedt in kort bestek veel. De schrijver gaat in op de vraag in welke culturele situatie wij als Nederlanders ons op dit moment bevinden. Hij typeert die als „het nieuwe heidendom”, waarbinnen christenen hoe langer hoe meer „restgemeenten in de verstrooiing” vormen. Velen, ook binnen de gereformeerde gezindte, hebben dat nog niet door. Ze houden zich bezig met achterhoedegevechten en vergeten waar het front ligt. Nederland is een postchristelijk land geworden. In dat verband maakt de schrijver de treffende opmerking: „Het woord post-christelijk is een vreselijk woord. Het typeert onze situatie als een oordeel. Want wat is er nog te verwachten na Christus, in Wie God Zijn hart heeft uitgesproken?”
Dat wil echter niet zeggen dat Nederland moet worden afgeschreven. Het is zendingsgebied: vanwege Gods bewogenheid over vijanden; omdat Hij ook raad weet met postmoderne, geseculariseerde Europeanen; en omdat ook deze mensen méns zijn, die toch blijven denken over God, zelfs wanneer ze aangeven dat niet te willen.
Helder komt naar voren dat er slechts één Naam is waardoor wij moeten zalig worden. De auteur schroomt niet de vinger te leggen bij de relativering die hier en daar in eigen kring merkbaar wordt. Hij maakt ook waardevolle opmerkingen over de ontmoeting met moslims en gaat daarbij in op de vraag of Allah dezelfde is als de HEERE, de God van Israël - opnieuw een punt waar in de gereformeerde gezindte de wegen steeds meer uiteengaan.
Ik kan mij geheel vinden in de conclusie: Allah is een andere god dan de HEERE. Tegelijk waarschuwt de auteur voor een ongenuanceerde demonisering van moslims. We moeten verschil maken tussen mensen en hun godsdienst. We worden geroepen moslims lief te hebben. Wat de godsdienst betreft moeten we rekenen met de islam als een geestelijke tegenmacht tegen de voortgang van het Evangelie.
Wat moet nu de houding van christenen zijn in deze postchristelijke samenleving vol pseudoreligie? We zullen volgens de auteur eerst zelf eerlijk in de spiegel moeten kijken. „De werfkracht van de gemeente is niet een probleem geworden doordat onze wereld zo vijandig is, maar doordat christenen zo lauw zijn geworden.” Veel discussies binnen de kerk gaan over de gestálte: de vorm. Maar het gaat om het gehálte. Zijn wij werkelijk bereid te luisteren naar Gods Woord?
Onder de titel ”Leven als zendeling” geeft de schrijver een aantal praktische handreikingen die diep in eigen vlees snijden.
Rest mij nog om op te merken dat de gespreksvragen niet gesloten zijn, maar tot verdere bezinning prikkelen. Dat maakt het boekje ook geschikt voor bespreking op kringen.