Spoedig
Op het waken volgt het bidden. Die twee volgen op elkaar: waakt en bidt. Hij die bidt, moet immers waken, zal hij recht bidden. Die wacht op de komst van zijn Heere kan niet anders dan bidden dat hij haastig zal komen en hem van de wacht verlossen. Die waakt in de verwachting van zulke grote en gevaarlijke dingen kan niet anders dan zijn toevlucht nemen tot het gebed. Dat is ook een gedeelte van ons waken en een bewijs dat wij wakker zijn.
Dit bidden is niet anders dan van God in Christus vergeving van onze zonden verzoeken, om in de dag van het oordeel niet veroordeeld te worden. Het is vragen om bijstand van Zijn Geest en de krachtdadige werking van Zijn genade. Opdat wij daardoor bekwaam mogen gemaakt worden en van God in Christus waardig geacht, om hier behouden en hiernamaals niet beschaamd te worden.Christus zegt hier bij dat wij dat altijd moeten doen. Sommigen voegen dit bij waken, anderen bij bidden. Wij menen dat Gods kinderen altijd wakend moeten bidden en biddend wakende moeten zijn. Altijd moeten zij waken, nooit zonder geloof verlangen en verwachten naar wat hun Meester, toen Hij wegging, heeft bevolen. Hun lichaam mag slapen, maar altijd moet hun hart waken en bidden zonder ophouden. Er is een genoegzame reden toe, want we weten niet de juiste tijd dat Hij zal komen. We weten echter wel dat Hij spoedig zal komen.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam (”Verzameling van predikatiën”, 1681)