”Don Quichot” en de Bijbel
Meer dan 150 citaten uit Oude en Nieuwe Testament sprokkelde Juan Antonio Monroy bijeen in zijn Spaanstalige boek over het Bijbelgebruik in ”Don Quichot”.
Paulus was „de grootste vijand die de Kerk van de Here God destijds had, en de grootste verdediger die zij ooit zal hebben (…), de apostel der heidenen, voor wie de hemel als school diende en Jezus Christus persoonlijk als leraar en meester.” Het is een goed Bijbelse toelichting die Don Quichot zijn schildknaap Sancho Panza geeft bij een hardhouten reliëfbeeld van Paulus op weg naar Damascus. Alleen al dit citaat zou kunnen bewijzen dat Cervantes een grote Bijbelkennis had. De bewijzen liggen echter voor het oprapen in ”Don Quichot”. Uit Genesis en Psalmen ieder 10, uit de evangeliën 60, maar in totaal meer dan 150 citaten uit de Bijbel vond de Spaanse predikant, publicist en Cervanteskenner Juan Antonio Monroy (1929) toen hij in 1963 een boekje samenstelde over het Bijbelgebruik in ”Don Quichot”. Het boekje is in dit Cervantesjaar herdrukt en uitgebreid met een commentaar van Monroy op het slot van Cervantes’ wereldberoemde schepping, de hoofdstukken die gaan over het bezoek aan Barcelona, de inkeer en het sterfbed van de dolende ridder.Lang niet al die verwijzingen naar de Bijbel zijn directe citaten. Meestal is het taalgebruik dat makkelijk of na enig speurwerk herkenbaar is als door de Bijbel gestempeld. Bijvoorbeeld als het gaat over een „ooilam”, waarbij uit de context blijkt dat Cervantes stilzwijgend verwijst naar het overspel van David met Bathséba.
Met veel citaten, ook enkele uit ander werk van Cervantes, maakt Monroy aannemelijk dat Cervantes niet alleen een kenner van het Bijbels taalgebruik was, maar diep moet hebben nagedacht over tal van Bijbelse waarheden. In een betoog over de voortreffelijkheid van de letteren boven de wapenen laat hij Don Quichot spreken over „de theologie, waarvan het doelwit is zielen te leiden en naar de Hemel te voeren”, en over de kerstnacht als „onze dag.”
Goddelijke oorsprong
Welk boek de belezen Cervantes ook ter discussie stelt, niet de goddelijke oorsprong of de inhoud van de Bijbel. In navolging van de Bijbel spreekt Don Quichot dan ook onomwonden over realiteiten als de zondeval, het eeuwig voortleven van ieder mens in hemel of hel, het gebod tot het liefhebben van je naasten en het weldoen aan zelfs je vijanden, over het „zachte juk” en de „lichte last” van Christus, en over God Die „Zijn zon laat opkomen over de goeden en de kwaden.”
Monroy somt de gevallen van Bijbels taalgebruik niet alleen op, hij citeert bovendien de complete Bijbeltekst waarop Cervantes kennelijk doelt en geeft waar nodig een toelichting op Bijbelboeken en Bijbelse begrippen. Deze werkwijze maakt zijn gidsje -waarin hij royaal erkent ook de oogst van andere verzamelaars verwerkt te hebben- eveneens uitstekend bruikbaar voor lezers die geen of weinig kennis van de Bijbel hebben.
In de jongste Nederlandse vertaling van ”Don Quichot”, die van Barber van de Pol in de uitgave van Athenaeum - Polak & Van Gennep, 1997, zijn de verwijzingen naar de Bijbel doorgaans wel te herkennen, zeker als het uitspraken van personen betreft of bekende uitdrukkingen als „de verzenen tegen de prikkels slaan” en „de vleespotten van Egypte.” Soms is het Bijbelse begrip slechts met enige moeite te ontdekken, maar steeds is wel de bedoeling duidelijk. Eén voorbeeld: een voor orthodox-protestanten bekende tekst uit Psalm 42 wordt in ”Don Quichot” geciteerd in de Bijbelvertaling van Casiodoro de Reina (1569), die na revisie een pendant van onze Statenvertaling werd. De vertaalster koos hier echter niet voor „De afgrond roept tot de afgrond” (SV), maar het werd: „De ene afgrond roept de andere op.” Wie nu zijn tenen kromt, moet maar gauw de kanttekeningen van de Statenvertaling raadplegen.
Bijbeleditie
Waar Cervantes de Bijbel las en in welke Spaanse vertaling, zijn ook voor Monroy brandende vragen. Hij geeft een verhelderend overzicht van de belangrijkste voorreformatorische, joodse en protestantse vertalingen. Omdat de Bijbel in de landstaal door de Kerk en de inquisitie aan brede lagen van het Spaanse volk onthouden werd (een lang, zwart hoofdstuk uit de Spaanse kerkgeschiedenis), zou Cervantes zich bediend kunnen hebben van een Spaanse vertaling die hij op zijn zwerftochten door het buitenland tegenkwam, of van een exemplaar dat vanuit een ander Europees land Spanje was binnengesmokkeld. Monroy kon echter meestal niet terugvinden op welke editie Cervantes doelde. Hij houdt zelfs de mogelijkheid open dat die bij het schrijven van ”Don Quichot” vaak uit het hoofd citeerde. Dan zou een extra compliment voor Cervantes’ Bijbelkennis op zijn plaats zijn.
”Don Quichot” is enerzijds een epos waarin veelvuldig „ijdel” wordt omgegaan met de naam van God, vooral door Sancho Panza. Anderzijds wordt een aantal Bijbelse begrippen op indrukwekkende wijze verwoord en beleefd. Monroy maakt geen toespeling op die bijna ongelooflijke tegenstelling, die voor de kerkelijke censuur van Cervantes’ tijd geen struikelblok betekende.
De eerste druk van het boek van Monroy werd door het Spaanse ministerie van Cultuur uitgestald op de Wereldtentoonstelling in New York in 1964. Dat heeft echter tot op de dag van heden helaas niet geleid tot (laten we niet overvragen) een Engelse vertaling, waarmee een breed publiek in vele landen gediend zou zijn.
N.a.v. ”La Biblia en El Quijote”, door Juan Antonio Monroy; uitg. CLIE, Terrassa (Barcelona), 2005; ISBN 84 8267 455 2; 220 blz.; € 10,95.