„Bedenktermijn abortus overbodig”
DEN HAAG - De vaste bedenktermijn van vijf dagen in de abortuswet is overbodig en bevoogdend. De duur van de bedenktermijn moet afhangen van de individuele omstandigheden van de vrouw.
Dat stelt de commissie die de werking van de Wet afbreking zwangerschap (Waz) onderzocht. De evaluatiecommissie onder leiding van prof. S. Gevers, hoogleraar gezondheidsrecht in Amsterdam, heeft gisteren het langverwachte eindrapport overhandigd aan staatssecretaris Ross van Volksgezondheid. Ross had het instituut ZonMW gevraagd de evaluatie uit te voeren. Die besteedde het vervolgens uit aan onderzoekers van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam.Abortusartsen willen al jaren van de bedenktermijn af. Vrouwen die weloverwogen en vrijwillig tot een besluit zijn gekomen, moeten direct de gelegenheid krijgen het ongeboren leven te verwijderen. Gevers onderschrijft die conclusie: „Het bezwaar van een vaste termijn is dat het een rituele functie krijgt en niet beantwoordt aan het gestelde doel.”
Verder stelt de evaluatiecommissie voor om de zogeheten overtijdbehandeling ook onder de Waz te brengen. Nu is dat niet het geval, omdat artsen in 1984, toen de Waz in werking trad, voorafgaand aan een overtijdbehandeling niet met zekerheid konden vaststellen of een vrouw zwanger was of niet. Met nieuwe technieken kan dat vandaag de dag wel.
Voorwaarde voor de wetsuitbreiding is flexibilisering van de bedenktermijn. Als dat niet gebeurt, zijn ’hulpverleners’ tegen een grotere reikwijdte van de wet. Voor een overtijdbehandeling geldt op dit moment geen bedenktermijn.
Medici geven niet altijd de verplichte voorlichting over alternatieven, zoals adoptie. Daar kunnen volgens Gevers goede redenen voor zijn. Daarom adviseert zijn commissie deze plicht te versoepelen tot de bepaling dat artsen zich ervan moeten vergewissen dat er voor de vrouw geen alternatieven zijn.
De overheid doet er verder goed aan om onderzoek te laten verrichten naar de effecten van een abortus op het toekomstig psychisch welzijn van de vrouwen, zo schrijft de commissie.
De evaluatiecommissie concludeert dat de huisartsen, abortusklinieken en ziekenhuizen die abortussen mogen uitvoeren, in het algemeen genomen de regels van de abortuswet goed naleven. Ook het toezicht op de naleving van de wet door de Inspectie voor de Gezondheidszorg vindt naar behoren plaats.
Gevers vindt dat de kwaliteit van de gesprekken met vrouwen die om een abortus vragen, in veel gevallen beter kan. Artsen onderkennen niet altijd mogelijke twijfel bij aanstaande moeders. Ook is er onvoldoende deskundigheid voor het omgaan met abortusaanvragen van niet-westerse vrouwen.
De commissie is tegen het voorschrijven van de abortuspil door huisartsen. Volgens Gevers is het belangrijk om toezicht op het gebruik van deze pil te houden. De abortuspil mag nu alleen worden voorgeschreven in klinieken en ziekenhuizen die een vergunning hebben om abortus te plegen.