Negen van de tien kinderen in Nederland krijgen zakgeld. De meeste kinderen krijgen voor het eerst zakgeld als ze acht jaar oud zijn. De hoogte van het zakgeld begint bij een paar euro per maand en loopt op naar een gemiddelde van 34 euro per maand voor 17– en 18–jarigen. De meeste kinderen zijn tevreden over de hoogte van het zakgeld.Naast het zakgeld betalen ouders uiteraard allerlei zaken voor hun kinderen. Zo kopen veel ouders volgens Nibud–woordvoerster G. Bettonville een mobiele telefoon voor hun kinderen. „Van hun zakgeld kunnen ze dan sparen voor beltegoed", aldus Bettonville.

Ouders zijn minder scheutig met kleedgeld. Het Nibud adviseert om hiermee te beginnen als het kind 12 jaar oud is. Twee derde van de ouders van kinderen in deze leeftijdscategorie betaalt alles zelf en geeft dus geen kleedgeld aan het kind.

Het Nibud noemt het „verontrustend" dat ouders veel mogelijkheden onbenut laten om hun kinderen te behoeden voor geldproblemen later. Ruim 40 procent van de ouders maakt met de kinderen geen afspraken over wat er moet worden betaald van het zak– en kleedgeld. Een ongeveer even groot percentage voert nooit een serieus gesprek over geld met de jongeren. Het zou goed zijn als ouders hun kinderen leren een kasboekje bij te houden met inkomsten en uitgaven.

Volgens het budgetinstituut betalen ouders liever alles zelf, dan dat ze de verantwoordelijkheid bij hun kinderen leggen. „Slechts een op de vijf 13– en 14–jarigen krijgt kleedgeld. Hoe ouder, hoe vaker ze hun eigen kleding moeten betalen, maar dit aantal blijft erg laag", aldus het Nibud.

Een eigen kledingbudget helpt jongeren om zelfstandig financiële keuzes te maken. „Als ze bijvoorbeeld al hun kleedgeld opmaken aan uitgaan kunnen ze geen kleding kopen", doceert het Nibud. „Ouders zouden minder bang moeten zijn voor de gevolgen van dit soort verkeerde keuzes. Kinderen kunnen op deze manier juist leren van hun eigen fouten."

LET OP E M B A R G O