Kerk & religie

„Eigenlijk weet ik niet wat moe zijn is”

NUNSPEET - Een „bijzonder bevoorrecht man”, noemt hij zichzelf. Nog altijd preekt hij, zondag aan zondag, twee, soms wel drie keer. „Eigenlijk weet ik niet wat moe zijn is”, zegt ds. J. H. Velema (88). „Maar dat is geen prestatie, dat is gratie.” Vandaag is het 65 jaar geleden dat hij in het ambt werd bevestigd.

A. de Heer
3 November 2005 09:52Gewijzigd op 14 November 2020 03:08
NUNSPEET – „Als predikant loop je het gevaar te denken dat je zalig wordt omdat je dominee was”, zegt ds. J. H. Velema. „Nee. Het zal alleen uit genade zijn.” Donderdag staat de christelijke gereformeerde emeritus predikant 65 jaar in het ambt. En nog a
NUNSPEET – „Als predikant loop je het gevaar te denken dat je zalig wordt omdat je dominee was”, zegt ds. J. H. Velema. „Nee. Het zal alleen uit genade zijn.” Donderdag staat de christelijke gereformeerde emeritus predikant 65 jaar in het ambt. En nog a

Slechts twee christelijke gereformeerde predikanten stonden nóg langer in het ambt: ds. N. Brandsma (67 jaar) en ds. M. W. Nieuwenhuijze (68 jaar). Zij overleden, achtereenvolgens, in 1998 en 2002.„Ik ben op dit moment de nestor van onze predikanten”, zegt ds. Velema. Hij wendt het hoofd af, kijkt naar buiten. „Maandag zouden we ook 65 jaar getrouwd zijn geweest. Maar tweeënhalf jaar geleden is mijn vrouw overleden. Ja. Dat mis je deze dagen extra.”

Vijf gemeenten diende hij in de loop van zijn ambtsperiode: Steenwijk (1940-1946), Bunschoten (1946-1951), Zwolle (1951-1955), Apeldoorn (1955-1975) en Nunspeet (1975-1986). Op 1 december 1986 ging hij met emeritaat. Hij bleef in Nunspeet wonen.

De predikant heeft altijd een vooraanstaande plaats ingenomen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken - en daarbuiten. Vijfmaal was hij preses van de generale synode, vele jaren maakte hij deel uit van het curatorium van de Theologische Universiteit in Apeldoorn, jarenlang was hij secretaris van deputaten eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland. Daarnaast was ds. Velema acht jaar voorzitter van de stichtingsraad van de Evangelische Omroep (EO) en lange tijd secretaris van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG).

En nog steeds is hij volop actief. Zo werkt hij nog altijd mee aan het EO-programma Vragen naar de Weg. „Inmiddels meer dan 1000 afleveringen.” En ter gelegenheid van zijn ambtsjubileum verschijnt een boekje met meditaties over Psalm 77, onder de titel ”Toch licht in de avond”.

Hoe kijkt hij terug? Is ds. Velema na 65 jaar een voldaan man? „Nee. En ik citeer graag Filippensen 3:12: „Niet dat ik het alrede gekregen heb, of alrede volmaakt ben; maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus ook gegrepen ben.” Voldaan over mijzelf, nee, dat ben ik niet, dat zal ik nooit zijn. Ik ben alleen maar voldaan over mijn Zaligmaker.”

Goed bekeerd
Wat is christelijk gereformeerd? Aan die vraag wijdde ds. Velema in 1947 een boekje. Wat is christelijk gereformeerd in 2005? Ds. Velema: „„Christelijk gereformeerd”, zei een ouderling in Bunschoten tegen me toen ik hem vertelde dat ik bezig was met dat boekje, „dominee, dat is goed bekeerd.””

„Christelijk gereformeerd”, zegt de predikant, „dat is katholiek gereformeerd. Recht doen aan Schrift en belijdenis, aan de drie stukken uit die belijdenis: ellende, verlossing, dankbaarheid, en trinitarisch preken: Vader, Zoon, Heilige Geest. En niks erbij, niks ernaast. En dan zeg ik nog steeds: als christelijke gereformeerden bevinden we ons in een moeilijke positie. We staan in het midden, tussen de flanken. De Gereformeerde Kerken, ze hadden hun leeruitspraken, van 1905, van 1946. De Gereformeerde Gemeenten kwamen in 1931 tot een leeruitspraak.

Wij zijn er tot dusver voor bewaard. Maar dat betekent tegelijkertijd dat je vatbaar bent voor de flanken. Dat je minder herkenbaar bent. En de praktijk is nu dat een deel van onze kerken zich sterk verwant voelt met de Nederlands Gereformeerde Kerken, met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, en dat een ander deel neigt naar de Hersteld Hervormde Kerk, naar de Gereformeerde Gemeenten.”

Maar, zegt hij, „dit heeft onze kerken dus altijd al gekenmerkt. Toen ik nog in Apeldoorn studeerde, zaten twee jaar boven mij de studenten E. du Marchie van Voorthuysen, J. G. van Minnen en H. Visser Mzn. - die later allen uit onze kerken zijn gegaan. In hetzelfde jaar als ik zaten J. C. Maris, W. Ruiter en J. M. Visser. Wij voelden toen al wel aan dat zij niet op dezelfde lijn zaten.”

„Ik sta in het midden van onze kerken”, zegt ds. Velema. „Maar als ik dan toch zou moeten kiezen, dan sta ik aan de rechterkant. Omdat ik ervan overtuigd ben dat Schrift en belijdenis daar functioneren. Maar waar ik heel bang voor ben, en dan heb ik het oog op de hele gereformeerde gezindte, is aan de ene kant een veralgemenisering van het heil: Maak je toch niet druk, je wordt zalig. En aan de andere kant verstening, verstarring: Het is eigenlijk onmogelijk om zalig te worden.”

Niet rooskleurig
De toekomst van zijn kerkverband ziet hij „niet zo rooskleurig” in. „Als mij de vraag wordt gesteld of ik achteraf spijt heb van bepaalde beslissingen, dan zeg ik: Ja, er is inderdaad een beslissing waarvan ik spijt heb. In 1968 hebben we als synode een besluit genomen over onze verhouding tot de Nederlands Gereformeerde Kerken. Afgesproken is toen dat onze kerken op plaatselijk niveau contacten met de Nederlands gereformeerden konden aangaan. We bedoelden dat goed, maar nu zie je wat die beslissing voor gevolgen heeft gehad. Er zijn op plaatselijk niveau allerlei contacten ontstaan: met Nederlands gereformeerden, met vrijgemaakten. Maar daarbij zijn belangrijke noties uit het oog verloren.

Ik ben heel erg voor eenheid van de kerken. Maar dan ook met alle kerken. Niet alleen met vrijgemaakten en Nederlands gereformeerden; ook met bonders en Gereformeerde Gemeenten. Want anders raken we het evenwicht echt kwijt.”

„Geweldig blij” is ds. Velema dat de kwestie-Loonstra „voorlopig -ik zeg voorlopig- van de baan is. Doordat hij zijn boekje heeft teruggenomen, heeft de classis Zwolle gelukkig geen besluiten hoeven nemen. Want welk besluit ze ook had genomen, het zou een bron van scheuring geweest kunnen zijn. Nu lijkt die dreiging even voorbij te zijn.”

Somber over de toekomst is de predikant niet. „Ik ben ervan overtuigd dat de Heere Zijn kerk altijd zal bewaren.” Ook in Nederland? „Ja. Ook in Nederland zal de Heere Zijn volk houden. Misschien wel op een andere manier dan wij nu denken. Misschien moeten we zelfs wel naar elkaar geslágen worden. Maar, zó werkt de Heere. Samuël leefde in een heel donkere tijd. En toch lees ik in 1 Samuël 3:10: „Toen kwam de Heere, en stelde Zich daar.” Onmogelijk, ja. Maar ik heb er wel hoop op. Dat wij helemaal niet meer weten hoe het verder moet, het ook helemaal niet meer verdiend hebben. Maar zo is de lijn van Gods verkiezing altijd geweest.”

Wederkomst
Ds. Velema heeft zijn langste tijd op aarde gehad. Verlangt hij ernaar te sterven? „Nee. Ik verlang naar Christus’ wederkomst. En zo lang Hij niet wederkomt, zal ik mijn werk blijven doen. Mijn lievelingspsalm blijft Psalm 108: Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid. Maar ik zal ook elke zondag bidden om de wederkomst van Christus.”

„Alleen uit genade zal ik zalig worden”, zegt de predikant. „Niet als predikant, maar als zondaar. Toen ik ziek was, drie jaar geleden, werd ik erg bestreden, door de duivel. Hij fluisterde me in: Velema, maak je toch geen zorgen, je bent predikant geweest, met jou komt het echt wel goed. Maar ik zei: „Weg duivel, nóóit zal ik zalig worden om iets in mij, omdat ik predikant was.” Als predikant loop je het gevaar dat je gaat denken dat je zalig wordt omdat je dominee was. Nee. Het zal alleen uit genade zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer