Een christelijke school met een onkerkelijke directeur
WISMAR - Het heeft iets van een wonder en misschien is het dat ook wel: in de voormalige DDR, een bijna compleet geseculariseerd gebied, schieten christelijke scholen als paddenstoelen uit de grond. Soms met een niet-kerkelijke directeur.
”Evangelische Grundschule Wismar”, geeft een kleurrijk bord aan. In een voormalig kantoor van staatsbosbeheer aan de rand van het prachtige Hanzestadje Wismar heeft de plaatselijke evangelische basisschool onderdak gevonden. „Met medewerking van de ouders is vier jaar geleden het kantoorcomplex compleet verbouwd”, vertelt mevrouw Sowa, de ”Schulleiterin”, zeg maar directeur.Het schoolgebouw oogt kindvriendelijk. Buiten spelen kinderen op deze mooie nazomerdag in de zandbak en op het klimrek. De stenen buitenmuren zijn met planken betimmerd. Binnen zijn muren weggebroken om ruime klaslokalen te creëren. De ruimtes, waar diverse kleuren linoleum op de vloer liggen, zijn speels ingericht. Kindertekeningen decoreren de wanden.
De school begon vier jaar geleden bescheiden met groep 1. „Ieder jaar komt er een leergroep bij. Telde de school in 2001 twintig leerlingen, nu zijn het er tachtig en zit de school aan zijn maximum. Onze basisschool telt maar vier klassen”, aldus Sowa. „De kinderen zijn zes jaar als ze op school komen en gaan dus met tien jaar naar een van de vormen van voortgezet onderwijs.”
Sowa krijgt ieder jaar meer aanmeldingen binnen dan ze kwijt kan. In groep 1 is plaats voor 20 leerlingen, maar we krijgen 60 aanmeldingen”, zegt de schoolleidster bescheiden. Het betekent dat ze moet selecteren, dus ook teleurstellen. „Is er van een kind al een broer of zus op school dan gaat die bijvoorbeeld voor.”
De kerkelijke achtergrond speelt eveneens een rol, „maar is niet het belangrijkste criterium.” „Wij verlangen van de ouders dat hun kinderen zich aanpassen. Er wordt bij ons gebeden, er worden christelijke liederen gezongen, we beginnen en eindigen het jaar met een kerkdienst.”
De ouders hebben hier geen bezwaar tegen. De vraag dringt zich op waarom niet-kerkelijke ouders hun kind zo graag naar een christelijke basisschool sturen. „Het geheim zit hem voor een belangrijk deel in de methode van lesgeven. Wij volgen hier de reformpedagogiek. Bij de staatsscholen staat de docent voor de klas en draagt alleen kennis over, bij ons staat het kind meer centraal. Bij het hele schoolgebeuren willen we de ouders actief betrekken. Dat kent men op openbare scholen niet of nauwelijks.”
Om die veranderingen door te voeren is niet speciaal een evangelische school nodig. Die lesmethode hanteren openbare scholen toch eveneens?
Sowa: „Bij ons is de school leer- én levensruimte. Een kind brengt een belangrijk deel van zijn leven op school door. Hoe vul je dat in? Hoe ga je met elkaar om? Dat wordt hier op een Bijbelse manier ingevuld. Daaruit blijkt voor een deel het evangelische karakter van de school”
De kerkdiensten die met de kinderen en de ouders worden belegd missen hun uitwerking niet. „Verschillende ouders hebben zich inmiddels met hun kinderen laten dopen”, aldus Sowa. Prof. dr. Eckart Schwerin, de voorzitter van het schoolbestuur, komt de school binnenlopen. Hij benadrukt dat de evangelische scholen niet uit zijn op het bekeren van mensen. „Dan worden de scholen productie-eenheden van christenen.”
Angst dat de onkerkelijke kinderen een verkeerde invloed op christelijke kinderen hebben, kent prof. dr. Schwerin niet. „In de eerste brief van de apostel Johannes staat in hoofdstuk 4 vers 12: „Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt.” Dus, Hij komt niet tot ons, maar Hij blijft in ons. Dat wil zeggen, als ik ervan uit ga dat ieder mens een schepsel van God is, dan hoef ik geen angst te hebben, omdat God in ieder mens is. De vraag is alleen: kan ik deze mensen helpen dat ze dit in zichzelf ontdekken. Ik hoef niets mee te brengen, alles is er.”
Schwerin merkt op dat het schoolbestuur bij het aannemen van docenten wel degelijk oppast. „Als een leraar zegt: „Ik ben en blijf atheïst”, dan zeg ik: „Dan heb je hier niets te zoeken.” De kinderen hebben recht op mensen waarin de waarden weerspiegeld worden waar deze school aan hecht en die deze school wil aanbieden. Waarden worden door mensen aangeboden en niet door boeken.”
Als ik u goed begrijp solliciteren hier kerkelijke en niet-kerkelijke docenten?
Prof. dr. Schwerin: „Inderdaad. Vergeet niet, van de bevolking hier in de voormalige DDR gelooft 80 procent niet in God. Dat betekent dat je aanmeldingen krijgt van niet-kerkelijke ouders die hun kind hier op school willen hebben, maar ook sollicitaties krijgt van docenten die niet geloven of bij een kerk zijn aangesloten. In sommige plaatsen is hier een werkloosheidspercentage van 50 procent. Die mensen zoeken werk en wij bieden dat. Soms nemen wij die mensen ook aan. Willen ze zich aanpassen? Bij een sollicitatiegesprek vraag ik niet tot welke kerk ze behoren, maar waarin hun bijdrage kan bestaan aan het gestalte geven aan het evangelische profiel van de school. Wat mist de school als we u niet aannemen? Die vraag is moeilijker te beantwoorden dan de vraag: tot welke kerk behoort u?”
Over succes heeft het evangelische schoolbestuur niet te klagen. In de noordelijke Oost-Duitse deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommern, waar Wismar in ligt, zijn inmiddels veertien evangelische scholen. „En dat in een deelstaat waarin de werkloosheid hoog is en de jonge mensen wegtrekken naar het westen om werk te vinden. In zo’n gebied beginnen we de ene na de andere school. Dat heeft een positief effect op de omgeving. „Men merkt: Die presteren iets waar niets is.” Nergens zijn nieuwe arbeidsplaatsen en dan komt er een school. Daar put de omgeving hoop en moed uit.”
Prof. Schwerin vertrekt voor een volgende afspraak. Mevrouw Sowa wil nog wat kwijt. „Schwerin sprak zojuist over niet-kerkelijke docenten. Ik ben zo iemand. Omdat ik voor de functie van directeur solliciteerde lag mijn benoeming moeilijk. Uiteindelijk heeft men het toch met mij aangedurfd.”
U gaat dus ook voor in gebed, ook al bent u dat helemaal niet gewend?
„Ja, ik heb het van de kinderen geleerd.”
En u gaat ook mee naar de kerk?
„Ja, ik overweeg me te laten dopen. Er gebeurt iets met me. Wat weet ik niet precies, maar ik moest hier zijn. Iemand heeft de leiding in mijn leven overgenomen.”