Opinie

Ook Augustinus zegt andere dingen

Genesis 1-3 moeten niet letterlijk worden uitgelegd, stelt prof. dr. A. van de Beek, zo blijkt uit een bericht in de krant van 18 oktober. Hij beroept zich daarbij op Calvijn en Augustinus. Calvijn zegt andere dingen, stelde dr. W. van Vlastuin vorige week in een reactie. Ook Augustinus zegt niet over schepping en zondeval wat Van de Beek hem laat zeggen, stelt dr. P. F. Bouter.

1 November 2005 07:56Gewijzigd op 14 November 2020 03:07

Al enige tijd is de schepping geregeld in het nieuws. Dit is vooral te danken aan de beweging van Intelligent Design. In deze discussie komt ook telkens weer de uitleg van de eerste hoofdstukken van Genesis naar voren. Voor een christen ligt in die drie hoofdstukken immers het fundament van zijn kennis over de mens en de natuur!In het RD van maandag 17 oktober verklaart prof. dr. A. van de Beek dat Genesis 1-3 niet letterlijk moet worden verklaard. Hij brengt daarbij naar voren dat zijn visie in lijn is met Calvijn en Augustinus, dat is met Reformatie en Vroeg Christendom. Ondertussen betekent voor prof. Van de Beek de niet-letterlijke uitleg van Genesis 1-3: dat de mens niet geschapen is in een zuiver goede staat der rechtheid, waarna een zondeval volgde die de grootst mogelijk ellende voor de mens teweeg heeft gebracht.

Aan de ene kant zwakt hij het goede van het paradijs af, aan de andere kant zwakt hij de betekenis van de zondeval af: met als gevolg dat er meer een doorgaande lijn is tussen de situatie voorafgaand aan de zondeval en erna. Prof. Van de Beek meent dat het vooral de tijd van de Verlichting is geweest waarin de staat der rechtheid als volmaakt paradijs naar voren is gekomen, terwijl dat bij Augustinus en Calvijn anders zou hebben gelegen. Vorige week zijn de gedachten van Calvijn aan de orde gekomen in een artikel van dr. W. van Vlastuin. Nu dan die van Augustinus.

Schepping en verlossing
Als eerste blijkt dan dat prof. Van de Beek terecht stelt dat Augustinus Genesis 1-3 niet simpel letterlijk uitlegt. Vooral in zijn beroemde boek ”Belijdenissen” wijdt Augustinus aan het slot verschillende hoofdstukken aan Genesis 1. We zien de kerkvader bezig om over de scheppingsdagen na te denken in het licht van verschijning van de Heere Jezus in onze wereld. De schepping wordt gezien in het nieuwtestamentische licht. Licht waarin God Zijn liefde zo overvloedig heeft geopenbaard.

Het verschil met Van de Beek is wel dat die over de schepping wil spreken vanuit Christus aan het kruis: de schepping is door de gekruisigde geschapen. Augustinus echter houdt dat uit elkaar: vóór de zondeval hebben we te maken met de Zoon van God als de Wijsheid. Pas na de zondeval komt de behoefte aan de Zoon van God die mens wordt en aan het kruis de zonde wegneemt. Het is duidelijk dat Augustinus hier de lijn heeft die we in Vroege Kerk en Reformatie over het algemeen vinden, terwijl prof. Van de Beek hier meer een eigen gedachteontwikkeling naar voren brengt.

Paradijs
Belangrijker is echter het volgende. Prof. Van de Beek gebruikt de gedachte van een niet-letterlijke uitleg van Genesis 1-3 om vervolgens de werkelijkheid van paradijs en staat der rechtheid en van de zondeval af te zwakken. En dat is nu precies iets wat Augustinus zeker niet doet. Integendeel, zelfs omgekeerd.

In zijn boek ”De stad Gods” gaat Augustinus in op de gedachte dat het paradijs alleen maar iets zou zijn met een geestelijke betekenis (XIII.21). Krachtig neemt hij daar afstand van. Augustinus geeft aan dat het ware verhaal van onze stamouders betrekking heeft op zichtbare en materiële zaken. Hij zegt: „Alsof er geen materieel paradijs kan zijn geweest, omdat het ook geestelijk verstaan kan worden.”

Hier zien we hoe de kerkvader met zijn geestelijke verklaringen over het paradijs en de schepping niets wil afdoen aan de werkelijkheid van al die dingen. Augustinus is juist meer nog dan vele andere kerkvaders zeer betrokken op het paradijs als realiteit van zondeloosheid. Ook de zondeval is voor hem de diep insnijdende gebeurtenis die mensheid en wereld heeft aangetast. Neem bijvoorbeeld zijn boekje over het eerste geloofsonderricht waar hij de buitengewone situatie van de mens in de staat der rechtheid schildert (XVIII.29,30).

En ook in ”De stad Gods”, waar hij op veel concrete vragen ingaat om na te denken over hoe de mens voorafgaand aan de zondeval was en alles beleefde, tot aan de gemeenschap van man en vrouw toe. Maar dat alles zondeloos en volmaakt. Wel stelt Augustinus dat de heerlijkheid van de nieuwe aarde inderdaad die van de eerste schepping te boven gaat. Bij de schepping had de mens de mogelijkheid te zondigen. In de heerlijkheid kan de mens niet meer zondigen. In de schepping was er de voortplanting, die zal in de verheerlijking voorbij zijn.

Fundament van verlossing
We moeten concluderen dat prof. Van de Beek met zijn beroep op de Vroege Kerk voor een niet-letterlijke uitleg van Genesis 1-3 daarin gelijk heeft dat Augustinus een rijk geestelijke verklaring van de schepping geeft in het licht van Christus. Maar vervolgens komt er een aanzienlijk verschil tussen de kerkvader en prof. Van de Beek naar voren. Want laatstgenoemde gebruikt het niet-letterlijk lezen om vervolgens de werkelijkheid van paradijs en zondeval af te zwakken.

Augustinus doet echter precies het omgekeerde. Hij erkent paradijs en zondeval als indrukwekkend belangrijke werkelijkheden. De realiteit van de mens in de staat der volkomenheid bij de schepping én de mens in een diepe en beschamende afbraak na de zondeval zijn voor Augustinus fundamenten van zijn geloof en denken. Gezegd moet ook worden dat zonder de werkelijkheid van schepping en zondeval het werk van verlossing en herschepping in Christus van zijn grondslag is beroofd. En wat geen grondslag heeft, hoe zal het in stand blijven?

De auteur is predikant van de PKN (hervormd) in Leerdam en is gepromoveerd op Athanasius.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer