„Klimaat voor Joden wordt slechter”
Het klimaat voor Joden wordt steeds bedreigender. Dat Joodse kinderen van school moeten worden gehaald en ondergebracht in beschermde scholen is ontoelaatbaar. Dat vindt R. Vis, secretaris van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK).
Vis zegt dit in een toelichting op de brief die hij namens het NIK schreef aan kabinetsinformateur mr. J. P. H. Donner en de fractieleiders van CDA, LPF en VVD. Daarin uit hij zijn verontrusting over „de signalen van afnemende vrijheid van godsdienst waarmee het kerkgenootschap zich op specifieke terreinen geconfronteerd ziet.”
Het NIK ervaart dat aan de uitoefening van de Joodse religie beperkingen dreigen te worden gesteld die hun precedent niet kennen. Daarbij denkt het aan de belemmeringen die de overheid lijkt op te werpen als het gaat om het huwen met buitenlandse partners, de in het geding zijnde voortzetting van de eeuwigdurende grafrechten en de toenemende mate waarin als Joden herkenbare personen doelwit zijn van verbaal en fysiek geweld.
De Joodse gemeenschap telt momenteel circa 35.000 personen. Daarvan behoort ongeveer 10 procent tot de eerste generatie. In tegenstelling tot de kennelijke zorg rond integratie en opleiding van vele uit het buitenland afkomstige huwelijkspartners blijkt dat Joodse immigranten gemiddeld hoger zijn opgeleid dan Nederlandse Joden.
Dit kan dus, zegt Vis, geen reden zijn hen als buitenlandse huwelijkspartners te weren. „Nederlandse Joden, met name zij die zich meer dan gemiddeld bezighouden met het belijden van hun religie, hebben de behoefte buiten de landsgrenzen een huwelijkspartner te vinden. Eenvoudigweg omdat de groep dermate klein is dat een keuze niet beperkt kan blijven tot Nederland.”
Het NIK maakt zich ook zorgen over de afschaffing van de zogeheten eeuwigdurende grafrechten. De minister van Binnenlandse Zaken is van plan de mogelijkheid tot uitgifte en behoud van deze grafrechten ter discussie te brengen. Vis: „Volgens de Joodse ritus worden overledenen uitsluitend in een graf met eeuwigdurend recht begraven. Dit is dan ook de reden dat ons land circa 200 Joodse begraafplaatsen telt waar zich honderden jaren oude graven bevinden. Afschaffing van het eeuwigdurend grafrecht betekent dat het voor het NIK onmogelijk dreigt te worden het begraven voort te zetten en de huidige begraafplaatsen in stand te houden.”
Ten slotte wordt het NIK geconfronteerd met een sterk toenemend aantal aanvallen op zijn leden, omdat die door hun uiterlijk -keppel, hoed, baard- als Joden worden gekwalificeerd. „Steeds vaker voelen onze leden zich genoodzaakt afstand te doen van hun uiterlijke herkenbaarheden”, aldus Vis. „Ze worden nageroepen, staande gehouden, bespuwd en belaagd. Meer en meer Joodse kinderen op niet-Joodse scholen voelen zich angstig.”
Volgens de NIK-secretaris is er een stijging van het aantal Joodse kinderen dat om die reden zijn niet-Joodse school inruilt voor een Joodse school. „Joden in Nederland voelen zich voor het eerst niet meer veilig hun godsdienstige gezindheid als zodanig te manifesteren.”
Het NIK heeft de informateur en de drie fractieleiders nu gevraagd te bewerkstelligen dat de Joods-religieuze riten en uitingen ongestoord kunnen worden voortgezet en of zij hier bij hun voornemens en in toekomstige regelgeving rekening mee willen houden. „Achter deze wetsvoorstellen zit geen bewuste opzet, maar de bijzondere positie van Joden komt er wel door in het geding.”
Vis: „We kennen in Nederland natuurlijk vrijheid van godsdienst, maar er komen steeds meer signalen die ons erop wijzen dat wij ons niet langer kunnen uiten zoals wij dat willen. De toekomstige wetten rond bijvoorbeeld Joodse buitenlanders en de grafrechten zijn daar praktische voorbeelden van.”
De vrijheid van godsdienst heeft een horizontale werking tussen burgers en vooral die komt in het gedrang, aldus de secretaris van het NIK. Hij constateert dat het aantal incidenten de laatste maanden, mede door de gewelddadigheden in het Midden-Oosten, is toegenomen. Het proces van kabinetsformatie is „een geschikt moment om als Joden onze stem te verheffen”, vindt hij.
„Het is een voor ons ongebruikelijke stap. We hopen dat de overheid dit signaal oppikt. Wij verzoeken de informateur met klem te bewerkstelligen dat aan nieuwkomers en aan kinderen in de schoolgaande leeftijd voorlichting wordt gegeven over de normen en waarden in onze van oorsprong Joods-christelijke samenleving.”
Vis heeft niet de indruk dat de aantasting van de godsdienstvrijheid ook andere kerken en religies treft. Het is volgens hem vooralsnog een Joods probleem. Wel bevestigt hij de algemene tendens in de Nederlandse samenleving om godsdienst als een privé-aangelegenheid te beschouwen. „Ten onrechte, want religie wenst zich ook publiekelijk te uiten. Religie heeft een buitenkant. En we willen graag dat de overheid die waarborgt.”