Kerk & religie

„Theologie lost geen puzzel op”

LEIDEN - Heeft de (systematische) theologie wetenschappelijke status? Ja, poneerde dr. G. van den Brink woensdagmiddag in Leiden. Ze moet wetenschappelijk wíllen zijn, „omdat de intellectuele verantwoording van het geloof tot haar kerntaken behoort.” Zijn tegenspeler, prof. dr. H. J. Adriaanse, dacht er een slag anders over.

Kerkredactie
20 October 2005 09:24Gewijzigd op 14 November 2020 03:04
VAN DEN BRINK
VAN DEN BRINK

We moeten ons geloof intellectueel kunnen verantwoorden, stelde dr. Van den Brink. „Als je je geloof niet kunt verantwoorden, maak je het sektarisch. Juist sekten laten zich aan die intellectuele verantwoording niets gelegen liggen.”Volgens de Leidse kerkelijk docent dogmatiek is juist op grond van de nieuwere wetenschapsfilosofie (Thomas Kuhn, onder anderen), niet in te zien waarom theologie vandaag niet (meer) op wetenschappelijke wijze beoefend zou kunnen worden. „We kunnen spreken van het christelijk paradigma. Theologie is een manier van wetenschapsbeoefening zoals volgens Kuhn wetenschap werkt.”

Gisteren had het derde openbare dispuut in een reeks van zes over „controversiële theologische thema’s” plaats, georganiseerd door de kerkelijke opleidingen bij de Universiteit Leiden. Onderwerp was ditmaal de status van de theologie, en het waren dr. Van den Brink en prof. dr. H. J. Adriaanse die hierover in debat gingen.

De laatste, emeritus hoogleraar godsdienstwijsbegeerte in Leiden, twijfelt sterk aan het „puzzeloplossend vermogen van de theologie”, zo zei hij. „Wanneer heb je een puzzel op dit gebied inderdaad opgelost?”

Hij wees op de stichting van de staat Israël in 1948, een voorbeeld dat dr. Van den Brink aanhaalt in zijn recente boek ”Een publieke zaak. Theologie tussen geloof en wetenschap”. Prof. Adriaanse: „De ene theoloog zegt: „Dit is een teken van Gods trouw.” Een ander zegt: „Nee, zo moet je dat niet zien.” Vastgesteld wordt er niets. Geen puzzel wordt er opgelost.”

„Wat de stichting van de staat Israël betreft”, zei dr. Van den Brink, „Berkhof zag daar een sacrament in van Gods trouw. Anderen zien dat er inderdaad niet in. Maar daarover moet je práten, elkaar bevragen, op goede redenen - en dat is precies uw definitie van rationaliteit.”

Prof. Adriaanse: „Ik houd mijn moeilijkheden. Ik ben te veel een ongelovige gelovige. Praten, zeker. Maar als het om sobere wetenschap gaat, worden er toch strakkere, zekerder resultaten verwacht? Daar dient toetsing toch voor?”

De manier waarop een theoloog in een bepaalde confessionele traditie staat, is „niet principieel verschillend van de wijze waarop een natuurwetenschapper opereert vanuit een bepaald voorgegeven paradigma”, luidde een van de zes stellingen van dr. Van den Brink.

Prof. Adriaanse, die samen met enkele anderen een boek schreef over ”Het verschijnsel theologie” (1987), bracht hier tegenin dat er binnen die confessionele traditie „evenveel paradigma’s zijn als er individuen zijn. En daarmee wordt het paradigmabegrip opgeblazen. Daar zie ik een groot probleem.

Nog iets: Ik zou willen argumenteren dat er wél een groot verschil is tussen een theoloog en een natuurwetenschapper. Bij de eerste is het een kwestie van geloofsgehoorzaamheid. Bij de natuurwetenschapper is het een kwestie van autonomie. Hij beoefent zijn vak uit koppigheid, of in de hoop dat hij eens de vondst van zijn leven zal doen.”

Dr. Van den Brink: „Waar houdt wetenschap voor u op? Bij de natuurkunde? In uw opvatting over wat wetenschap is zouden we heel dunne universiteiten krijgen.”

„Ik ben heel tolerant”, repliceerde prof. Adriaanse. „Zelfs een softe wetenschap als psychologie mag van mij op de universiteit beoefend worden. En de godsdienstwetenschappen mogen dat ook.”

„U trekt de lijn dus bij de theologie”, zei dr. Van den Brink. „Zodra het over God gaat, mag het niet meer meedoen.”

Prof. Adriaanse: „Daar ligt inderdaad het probleem. Dat wat zich aan alle waarneming onttrekt, is geen voorwerp van de wetenschap.”

Dr. Van den Brink: „U maakte de tegenstelling autonomie versus geloofsgehoorzaamheid. Ik geloof niets van die tegenstelling. Zelf ben ik, om het klassiek te zeggen, in mijn hart overtuigd van de kracht van Gods Woord, verlicht door Gods Geest. En zó beoefen ik ook de theologie. Maar tegelijkertijd kan ik vanaf een afstand, wetenschappelijk, bezig zijn met de thema’s die er spelen. Ik ben ervan overtuigd dat voor een natuurwetenschapper precies hetzelfde geldt. Ook hij gaat te werk vanuit een innerlijke drive.”

„Gijsbert”, zei prof. Adriaanse, „Wat voor jou geldt, geldt voor veel andere gelovigen niet. Die worden door de organisatie van hun geloofsgemeenschap gedwongen hun stellingen voor waar te houden. Gelovigen móéten iets geloven van hun God.”

Dr. Van den Brink: „Ook in de natuurwetenschappen móéten mensen geloven in wat de parameters van hun theorieën zijn. Geloven studenten niet in de theorie van hun docent, dan halen ze hun tentamens niet.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer