Jeugdboek zonder conclusies
Titel: ”Mijn tol”
Auteur: Jan Peter Baan; illustraties Gonda Karens
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2005
ISBN 90 331 1949 8
Pagina’s: 32
Prijs: € 8,90.
„Ik wist waar dit boek over ging, het lag al heel lang in de kast. Nu opeens zag ik het grote thema: een ramp waarbij een kind van God sterft.” Gonda Baan-Karens (1973) publiceert een bijzonder jeugdboek, dat ze samen met haar inmiddels overleden man maakte, toen beiden nog op de pabo zaten. Ik-figuurtje Berend in het prentenboek ”Mijn tol” lijdt verliezen. De tol die hij juist voor zijn verjaardag gekregen heeft, raakt hij kwijt als de watersnood van 1953 Zeeland teistert. Een groot verdriet voor een kleine jongen. Het wordt nog erger: aan het eind van het verhaal is het huis van oma weg. Golven hebben het opgeslokt. Ook oma zelf is verdwenen. Toch luidt de slotzin van het boek: „Ik merkte dat ook papa huilen kon. „M’n jongen,” zei hij, „oma is gered.””
Het trof Gonda Baan toen ze dit onlangs op zich in liet werken. „Psalm 91 spreekt van geloofsvertrouwen, van engelen die je bewaren. Gods kinderen worden door de Heere gered. Maar doet Hij dat altíjd? En hoe doet Hij dat dan? Er blijven verborgenheden. Ik vind het aangrijpend dat Jan Peter daar heel eenvoudig, ingetogen, voor kinderen -ook voor mijn eigen kinderen- richting aan probeert te geven. Dat oma gered is, is geen conclusie. Het is een vraag. Wat betekent „gered zijn”? Ik hoop dat kinderen daarover nadenken, dat ouders en leerkrachten er met hen over doorpraten.”
Watersnood
In 1993 schreef Jan Peter Baan als afstudeerproject voor de Driestar een kort verhaal over de watersnoodramp van 1953. Zijn vriendin Gonda, die een jaar lager zat, zorgde voor de illustraties. Dat een voorlopige tien het resultaat was, wil ze eigenlijk niet vermeld hebben. Het geeft wel aan dat de docenten er iets in zagen. En het was ook niet voor niets dat zij adviseerden een uitgever te zoeken voor dit project.
Gonda Baan: „Het bleef liggen, want Jan Peter zag dingen die hij wilde wijzigen en ik zag dingen die ik wilde wijzigen, maar andere bezigheden slokten ons op. In 1995 trouwden we, we verhuisden een paar keer, kregen kinderen en vertrokken in 2001 naar Nigeria. Pas kort geleden heb ik ontdekt dat Jan Peter in 2002 aan een herziening is begonnen. Op de eerste drie pagina’s zijn toen woorden veranderd. Daarna niets meer. Hij heeft wel eens gezegd dat we, áls we er iets mee wilden, het in 2003 moesten doen, vijftig jaar na de ramp.”
Ook daar kwam het niet van.
Twee weken voor de herdenking van de watersnoodramp werd Jan Peter Baan bij een roofoverval op het zendingsveld om het leven gebracht. Gonda keerde met hun vier kinderen naar Nederland terug. Het manuscript bleef in de kast, tot haar oudste dochter vorig jaar vertelde dat ze in groep 5 iets aan de watersnood gingen doen. „Nelske had tegen de juf gezegd dat haar papa en mama een boek over die ramp hadden geschreven. Ze wilde het meenemen. Toen dacht ik dat ik de losse sheets dan toch maar eens moest laten inbinden bij de copyshop. Een vriend van ons is rayonhoofd bij Bruna. Hij zag dat ik ermee bezig was en vond dat ik er meer mee moest doen. Vervolgens heeft Jan den Ouden, van wie ik tekenles krijg, alles ingescand en een mooi schutblad gemaakt. Uitgeverij Den Hertog zorgde uiteindelijk voor de rest.
Het boek is origineel, precies zoals wij het destijds hebben gemaakt. Ik vond dat ik geen dingen mocht veranderen, nu Jan Peter dat ook niet meer kon doen. In sommige opzichten heb ik daar best lang over na moeten denken, bijvoorbeeld bij de enige zin in dit boek die expliciet naar het geloof verwijst: „Maar oma was niet bang, mijn oma vreesde God.” Ik had nu eenmaal het principe dat er niets veranderd mocht worden. Maar moest hier voor de doelgroep, kinderen in deze tijd, eigenlijk niet staan: „Mijn oma had God lief”? Of zelfs: „Mijn oma hield van God”? Toch vind ik het goed dat dit is blijven staan. Het taalgebruik past bij de tijd waarin het verhaal speelt.”
Toverbal
Gonda is gegrepen door prentenboeken als ”Roosje Weiss” van Roberto Innocenti en ”Monkie” van Dieter Schubert. Ze illustreert met oog voor detail. Samen met Jan Peter interviewde ze destijds uitvoerig mensen die de ramp hadden meegemaakt. „Voor ons was álles belangrijk: Wat lag er op de grond? Hoe maakten ze een gat in het dak?” Haar tekeningen voegen iets toe aan de tekst. Op de vloer die vol water begint te lopen, staat een paraplu…
Wat voor tekeningen geldt, geldt ook voor de tekst. De zin „Ik lag diep weggeborgen in mijn warme bed” vond Jan Peter té, weet Gonda. „Weggeborgen is al diep. Ik denk dat hij daar nog in had willen snoeien om meer zeggingskracht te creëren. Op de eerste bladzijden is de ik-persoon jarig. Hij zegt: „Vol trots zag ik de daken en de toren, waarop voor mijn verjaardag werd gevlagd. Die zaterdag was het 31 januari 1953.” De vlaggen hingen er natuurlijk alleen maar omdat prinses Beatrix jarig was. Ergens anders staat: „Langzaam werd het loeien minder.” Dat is in feite gewoon: de koeien verdronken!”
Voor dergelijke subtiele beelden in tekst en tekeningen is durf nodig, want: pikt een kind ze wel op? Gonda: „Wij wílden juist verbergen. Toen ik laatst nadacht over de vraag waarin nu precies de meerwaarde van een boek zit, dacht ik aan de toverballen die ik had gekocht. Leg op het aanrecht zo’n toverbal naast een zakje paprikachips. Kinderen zullen voor de chips kiezen, ze genieten er even echt van en gooien daarna het zakje weg. Maar met de toverbal zijn ze een hele tijd bezig. Ze zuigen hem op, halen hem continue uit hun mond: „Welke kleur heb jij nu?” Ze praten erover en ik denk dat ze een paar jaar later nóg weten dat ze hier een toverbal hebben gehad. Zo zuigen ze als het goed is ook een goed boek op.”
Overigens is ”Mijn tol” wel gemaakt met het idee dat volwassenen meelezen, erkent Gonda. „Met name het laatste plaatje en de zin „Oma is gered” kan vragen oproepen. Als ouder kun je daarover doorpraten: „Is oma gered?” Een kind kan het verhaal prima alleen lezen, maar zal pas bij herlezen en een goede interactie de diepere lagen ontdekken. Vanwege die diepere lagen heb ik op de achterflap laten zetten dat het boek voor kinderen vanaf 10 jaar bedoeld is. Ook vanwege de emotie die erin zit. Het thema verlies lijden, houdt me bezig. Voor het kind is het kwijtraken van zijn tol een groot verlies en de manier waarop kinderen dat soort -in onze ogen kleine- verliezen doormaken, schijnt van wezenlijk belang te zijn voor hoe zij later grote verliezen verwerken.”