Nederig
Wie is gelijk aan de Heere onze God? wordt er gezongen. Dit is ten aanzien van de uitnemendheid van Zijn wezen, waardoor Hij alle schepselen oneindig te boven gaat. Hij is de hoge en verhevene, nochtans ziet Hij zeer laag op de dingen die beneden zijn. Hij ziet de harten van de mensen en peilt de afgronden van hun arglistigheid, ja, Hij ziet in het onderste van de hel en aanschouwt de staat van de verdoemden.Luister wat David zegt in Psalm 139: „Er is geen schepsel voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend.” Maar gelijk de hoge God zo laag ziet met het oog van Zijn alwetendheid op alles; zo ziet Hij ook, alhoewel Hij zo hoog woont, met het oog van Zijn genade op de lage en geringe in deze wereld, op de arme en geringe van hart. God is niet gelijk aan een hoogmoedig mens, die zich inbeeldt dat het zijn grootheid niet betaamt om met kleine en geringe mensen om te gaan. Juist hierin stelt God Zijn heerlijkheid dat Hij op de arme van geest en de verslagene van hart ziet. Hij gaat hem die rijk is in eigen oog voorbij.
O, de geestelijke armoede is een deugd waardoor een wedergeboren zondaar uit een innig gevoel van zijn ellende in zichzelf ten enenmale gering wordt. Het is het gevoel dat hij nederig van geest is en met alle gebrek zijn armoede tracht te vervullen uit Gods genade met de volheid van Christus.
Carolus Tuinman, predikant te Middelburg (Keurstoffen, 1756)