Bevinding
Rondom het woord bevinding bestaat al langere tijd een soort spraakverwarring. Zo doet het woord de wenkbrauwen rijzen van velen die niet met het taalgebruik binnen de gereformeerde gezindte vertrouwd zijn.
Heel wat jaren geleden vroeg een klasgenoot me „wat ze in die kerken van jullie toch bedoelen met bevanging of zoiets.” Hij had inderdaad een klok horen luiden, maar er vervolgens wel een heel vreemde klepel in gehangen!En ook al geniet de uitdrukking ”bevindelijk gereformeerden” wat bredere bekendheid dan toen, de situatie is er niet echt beter op geworden. De meeste Nederlanders weten namelijk nauwelijks wat ze zich bij dat bevindelijk moeten voorstellen.
Ernstiger is dat dit begrip ook in eigen kring niet eenduidig wordt verstaan. Er bestaan zelfs complete overzichten waarin de verschillende betekenissen die toonaangevende theologen aan het woord bevinding geven, worden weergegeven en geëvalueerd. Enkele opmerkingen over de oorspronkelijke betekenis van het woord.
Eerst Romeinen 5:4. Een van de redenen van de verschillende verklaringen heeft te maken met de manier waarop men zich beroept op Romeinen 5: 3 tot 5. Dit gedeelte is namelijk de enige passage waarin bevinding in de Statenvertaling voorkomt. Hier staat onder meer dat „de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop.”
Nu zijn er veel theologen die zeggen dat het Griekse woord dat hier met bevinding vertaald wordt eigenlijk beproefdheid betekent. Sommigen concluderen daaruit dat het woord bevinding zoiets wil zeggen als: het beproefd of echt bevonden worden.
Hiermee kan men ook nog verschillende richtingen inslaan. Zo beschouwen K. Dijk en L. H. van der Meiden de bevinding als „het beproefd of echt bevonden worden van het geloof.” J. G. Woelderink houdt daarentegen staande dat het bij de bevinding gaat om „het beproefd of echt blijken van de beloften van God.”
Bij deze wijze van omgaan met de tekst in de Statenvertaling zijn echter wel enkele vragen te stellen. Al is het zeker waar dat het Griekse woord dat hier gebruikt wordt beproefdheid kan betekenen, zo hebben de Statenvertalers het in elk geval niet opgevat. Dat wordt duidelijk als we de kanttekening erbij opslaan. Daar staat bij het woord bevinding te lezen: „of: ervaring, of: beproeving; namelijk van Christus’ hulp en trouw in het volbrengen van Zijn belofte, waarmee Hij ons heeft beloofd in zulke zwarigheid bij te staan.”
Het eerste alternatief laat zien dat de statenvertalers bevinding opvatten als (geestelijke) ervaring. Vrijwel alle bekende vertalingen uit de tijd vóór de Statenbijbel vertalen het ook op die manier.
Het tweede alternatief uit de kanttekeningen (beproeving) wijst in dezelfde richting. Daarmee bedoelden de statenvertalers namelijk dat de gelovigen in het geduldig en volhardend ondergaan van de verdrukkingen proefondervíndelijk de hulp en de trouw van Christus ervaren.
Dan de Dordtse Leerregels. Bevinding betekent dus niet beproefdheid, maar „ervaring van het geloof” of „geestelijke ervaring.” Zo blijkt het in allerlei verbanden in het Nederlands van de 17e eeuw voor te komen. Ik noem één voorbeeld, dat te vinden is in de Dordtse Leerregels uit 1619. Daar wordt in de verwerping der dwalingen bij hoofdstuk I de gedachte afgewezen dat er in dit leven geen andere zekerheid van de verkiezing kan zijn, dan een zekerheid die „van een veranderlijke en onzekere voorwaarde” (namelijk het geloof van de mens) afhankelijk is.
De leerregels wijzen dit allereerst op logische gronden af: het is ongerijmd een onzekere zekerheid aan te nemen. Zij stellen echter vooral dat deze gedachtegang in strijd is met „de bevinding der heiligen, die uit kracht van het gevoel van hun verkiezing zich met de apostel verheugen en deze weldaad Gods roemen” (Verwerping dwalingen I,7). Het is duidelijk: de heiligen bevinden of ervaren tot hun vreugde dat hun behoud gegrond is in het verkiezend welbehagen van God!
En tot slot Calvijn. Nu kan bij het lezen van het bovenstaande de vraag bovenkomen of men zo niet terechtkomt bij een soort ervaringstheologie. Onze ervaring en zelfs de ervaring van „de heiligen” kunnen toch nooit een norm in zichzelf zijn?
Dat hebben de opstellers van de Dordtse Leerregels en de Statenvertaling ook niet bedoeld. Hun visie op ervaring gaat namelijk duidelijk terug op wat Calvijn over dit thema heeft geschreven. Een van zijn meest kernachtige gezegden luidt als volgt: „Als we ons door de ervaring laten onderwijzen, bevinden we dat God precies zo is als Hij zich in Zijn Woord openbaart” (Calvijns ”Institutie” I,10,2). Daarmee laat hij zien dat de bevinding aan de Schriften gebonden is. Het geloof ervaart immers dat God in Christus door Zijn Geest precies zo is als de Bijbel ons verkondigt. We kunnen het ook zo zeggen: het geloof bevindt dat God een waarmaker is van Zijn Woord. Dat is karakteristiek voor alle bijbelse bevinding!
De auteur is hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.