Tsunamihulp toe aan wederopbouw
UTRECHT (ANP) - Acht maanden na de verwoestende tsunami in Azië hebben de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) in Nederland de noodhulpfase bijna afgerond. De hulp wordt nu vooral gericht op wederopbouw van de getroffen gebieden.
Een kwestie van lange adem, schrijven de SHO in een vrijdag verschenen tussenrapportage over de besteding van de giften.Van de ruim 200 miljoen euro die de hulpactie in Nederland opbracht, is na aftrek van (begrote) kosten voor onder meer fondsenwerving, begeleiding van de projecten en het volgen van hun voortgang, 186 miljoen beschikbaar voor de daadwerkelijke hulp.
Daarvan was op 1 september bijna 125 miljoen toegezegd aan projecten en partnerorganisaties. Van dat bedrag hebben de deelnemende organisaties bijna 78 miljoen inmiddels uitgegeven of overgemaakt naar lokale partners. Dat gebeurt in gedeelten.
De deelnemende organisaties, waaronder Novib, het Nederlandse Rode Kruis, Unicef en Kerkinactie, hebben zich verplicht het totale bedrag binnen drie jaar uit te geven.
De SHO schatten dat ze met hun noodhulp ongeveer 3 miljoen mensen hebben kunnen voorzien van water, voedsel, tenten, medische hulp, traumabegeleiding en hulp bij het bergen van de doden. Ze besteedden het overgrote deel van het geld in Indonesië (40 procent), Sri Lanka (37 procent) en India (17 procent). De noodhulpfase kostte minder dan gedacht, doordat de gevreesde epidemieën uitbleven en de getroffen gebieden veelal zelf hun voedselvoorziening op peil konden houden.
Ook met de wederopbouw hebben de organisaties naar eigen zeggen al ongeveer 3 miljoen mensen weten te bereiken. Ze ondervinden wel de nodige moeilijkheden, zoals gebrekkige coördinatie van de hulp en moeizame samenwerking met overheden. Dat is vooral het geval in de conflictgebieden in Sri Lanka en Atjeh. In Atjeh is de situatie verbeterd door het akkoord dat de regering en de rebellen in augustus sloten.
Andere problemen zijn onduidelijkheid over nationale regels voor woningbouw, corruptie, op winst beluste landeigenaren, spanningen tussen de verschillende (etnische) gemeenschappen, gebrekkige communicatiemogelijkheden en de verwoeste infrastructuur.
In India zijn bijvoorbeeld spanningen ontstaan tussen vissers en andere bevolkingsgroepen, omdat de hulp voornamelijk naar de visserij ging. De ervaring heeft volgens de SHO geleerd dat ze spanningen kunnen voorkomen door verschillende gemeenschappen gelijktijdig van hulp te voorzien.
„Grote missers zijn we nog niet op het spoor gekomen, en ik hoop dat ze er ook niet zijn”, zei SHO-voorzitter Bert Boer. „Maar ik kan daarvoor mijn hand niet in het vuur steken.”
De organisaties nemen zich onder meer voor meer tijd te nemen voor het analyseren van de behoeften van getroffenen, en om mannen en vrouwen in gelijke mate te laten delen in de wederopbouwhulp. Verder vereisen veranderende behoeften dat de organisaties flexibel met de toegewezen fondsen omspringen. Ze manen zichzelf niet te veel druk uit te oefenen op lokale partners om het hulpgeld zo snel mogelijk te besteden.
„Het gevaar bestaat dat we iets te snel willen gaan omdat we graag resultaten willen laten zien”, zei Ton Huizer, hoofd internationale hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis. De organisaties nemen volgens hem „gelukkig” ruim de tijd voor overleg met de lokale gemeenschap en voor het maken van ook technisch deugdelijke plannen.