Dat schrijft de Amerikaanse handelsgezant Rob Portman maandag in de Financial Times. De timing is geen toeval, want maandag begon Portman in Zürich besprekingen met vertegenwoordigers van de EU, Brazilië, India en andere belangrijke producenten van agrarische producten. Het onderwerp is de nieuwe ronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over liberalisering van de wereldhandel in Hongkong in december.Portman benadrukt dat landbouw niet het enige onderwerp is waarop vooruitgang geboekt moet worden. Liberalisering van de handel in industriële producten -met andere woorden een betere afzet voor Amerikaanse producten in de derde wereld- en voor diensten zijn ook belangrijk volgens Portman. Maar zonder doorbraak op landbouwgebied zijn andere belangrijke partijen niet bereid tot bredere concessies, vreest hij.

Portman voert overigens een offensief op twee fronten. Het Amerikaans Congres vindt namelijk dat de rest van de wereld eerst maar eens moet laten zien waartoe men bereid is, voordat Washington daarop reageert. Het Congres besliste vorige week bijvoorbeeld dat subsidies hooguit de helft omlaag mogen van wat de regering voorstelt. Minister van Landbouw Mike Johanns noemde dit eind vorige week een „risicovolle opstelling.” Tegenover een groep landbouwlobbyisten benadrukte Johanns „dat Washington de nieuwe WTO-ronde niet kan ingaan met een landbouwmandaat gebaseerd op een subsidiesysteem uit het verleden.”

De regering weet dat dit een moeilijke boodschap is voor het parlement, zeker in de aanloop naar de tussentijdse verkiezingen in november volgend jaar. De oorlog in Irak, de stijgende energieprijzen en de nasleep van de orkaan Katrina zijn geen paradepaardjes voor de regering-Bush. Daarom voelen vooral de parlementariërs uit landbouwstaten er weinig voor om aan dit negatieve lijstje nu ook nog drastische verlagingen van de landbouwsubsidies toe te voegen. Washingtons politieke manoeuvreerruimte voor de onderhandelingen in Hongkong is dus beperkt.