Dat blijkt uit het onderzoek Leefsituatie Allochtone Stedelingen, waarvan de resultaten in het pasverschenen Jaarrapport Integratie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Wetenschappelijk Onderzoeks– en Documentatiecentrum (WODC) staan. Het betreft een onderzoek onder ruim 3000 Turken, Marokkanen, Antillianen en Surinamers in de vijftig grootste Nederlandse gemeenten.Van de Marokkanen deed 3 procent geheel niet mee aan de ramadan. Bij de Turken ging dat voor maar liefst 18 procent op. Bij hen is ook een generatieverschil te zien. Van de eerste generatie Turken vast tweederde elke dag, van de tweede generatie nog maar 53 procent. Bij de Marokkanen zijn de percentages vrijwel gelijk (88 tegen 83).

Marokkaanse moslims vertonen in het algemeen een „actiever religieus gedrag” dan hun Turkse geloofsgenoten, blijkt uit het onderzoek. Van de Marokkanen bidt bijna tweederde vijf keer per dag, van de Turken nog geen 30 procent. Een groter percentage van de Turken (34) bidt nooit. Van de Marokkanen bidt slechts 16 procent nooit.

Bij zowel Turkse als Marokkaanse moslims gaat eenderde wekelijks of vaker naar de moskee. Bij beide groepen bezoeken jongeren, de tweede generatie en hoogopgeleiden minder vaak religieuze bijeenkomsten in de moskee.

Marokkaanse moslims hebben vaker orthodoxe opvattingen dan hun Turkse geloofsgenoten. Meer Marokkanen dan Turken vinden bijvoorbeeld dat moslimmeisjes buitenshuis een hoofddoek moeten dragen, dat de regels van de islam streng moeten worden nageleefd en dat moslims de plicht hebben om de islam in Nederland te verspreiden.