’Na Servische aanval moesten we 78 mensen begraven’
Enkele dagen na Servische aanvallen keerde de gevluchte dorpsoudste Agim Jemini terug naar zijn Kosovaarse dorp Celinë: „Wij vonden de afgeslachte mensen. In totaal hebben we 78 mensen begraven. Achttien van de lichamen waren verbrand.”
Jemini getuigde vrijdag voor het Joegoslavië-Tribunaal in het proces tegen Slobodan Milosevic. Volgens de getuige begon het Servische offensief tegen Celinë op 25 maart 1999 om vijf uur ’s ochtends. Tanks omsingelden het dorp in zuidwestelijk Kosovo. Zonder waarschuwing werd de plaats beschoten. Jemini ging schuilen op een zolder en zag hoe zo’n vijfhonderd soldaten naderden.
Vanuit zijn schuilplaats hoorde hij Serviërs over de radio met elkaar spreken. „Hoe is de situatie in Celina?” wilde er een weten. (Celina is de Servische naam van Celinë.) De plaatselijke commandant antwoordde: „Alles is goed.” Vanuit de radio kwam een stem: „Laat het niet zijn zoals in Racak.” Waarop de commdant antwoordde: „Het zal niet zoals Racak zijn, maar twee keer zo veel.” In Racak waren in januari 1999 volgens de aanklagers van het VN-tribunaal zeker 45 Albanezen vermoord.
De Serviërs schoten in het dorp in het rond en plunderden. Mannen met messen van „zeker een halve meter lang” gingen van huis tot huis. Vanuit zijn schuilplaats zag Jemini hoe de Serviërs met automatische wapens zijn 78-jarige vader, zijn 63-jarige moeder, zijn oom, tante en neef doodschoten. Met vlammenwerpers werden huizen in brand gestoken. „De hele dag hoorden wij het vuur van automatische wapens en het gegil van mannen, vrouwen en kinderen.” Samen met zijn neef besloot Jemini in hun schuilplaats om bij de eerste gelegenheid een vluchtpoging te doen: „Het was beter in het vuur van automatische wapens te sterven dan levend in het huis te verbranden.”
Jemini en zijn neef slaagden erin te ontsnappen zonder gezien te worden door een groep Serviërs die vijftig meter verderop stond. Op de vlucht naar een naburig dorp zagen zij veel lijken liggen. Na enkele dagen keerde Jemini terug en vond de 78 lijken. Zijn ouders waren daar niet bij. „Vrachtwagens reden langs de hoofdstraten en raapten de lijken op. Dit deden agenten samen met zigeuners overdag; dat heb ik gezien. Op die manier hebben zij zeker twintig á dertig lijken opgehaald.” Volgens die schatting zou het totale dodental rond de honderd komen te liggen, zoals de Servische commandant via de radio had voorspeld.