Gronings protocol strijdt met recht
De afspraak die justitie in augustus 2004 maakte met artsen die jonge zwaar gehandicapte kinderen hebben gedood is ongrondwettelijk, stelt Bronger Meines .
Het begrip ”ontrechting” komt voor het eerst voor na de Tweede Wereldoorlog, bij de berechting van de grote oorlogsmisdadigers door het Internationaal Militair Gerechtshof. In het Handvest van Neurenberg, vastgesteld op 8 augustus 1945 en ondertekend te Londen door Engeland, de VS, Rusland en Frankrijk, komt het begrip ontrechting voor en wel als volkenrechtelijk delict, als het gaat om een door de overheid bevolen of gedulde systematische vervolging of ontrechting. Het gaat dan niet alleen om ontrechting van vreemde burgers, maar ook van eigen burgers. Ontrechting is strafbaar gemaakt onder de noemer ”misdrijf tegen de menselijkheid”.Eerst werd in de handvesten het misdrijf tegen de menselijkheid slechts vervolgbaar verklaard als het werd begaan in samenhang met een misdrijf tegen de vrede of met coventionele oorlogsmisdrijven. Bij de Genocide Conventie van 1948 werd het misdrijf tegen de menselijkheid ook erkend voor de tijd van vrede.
Wat hield die ontrechting toen in? Precies wat het woord zegt, namelijk het moedwillig een bepaalde groep mensen een recht ontzeggen. In het proces van Neurenberg kon men aantonen dat in de periode van 1933 tot 1945 in Duitsland sprake was van ontrechting, want ook in nazi-Duitsland waren delicten als moord enzovoort als strafbaar feit opgenomen in het wetboek van strafrecht, alleen werden die delicten niet bestraft als ze waren begaan tegen onder anderen joden en geestelijk en lichamelijk gehandicapten.
Justitie
Het Gronings protocol dat in augustus 2004 openbaar werd, dat een overeenkomst is tussen het openbaar ministerie en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), geeft aan onder welke voorwaarden artsen het leven van ernstig gehandicapte baby’s zonder strafvervolging kunnen beëindigen. Alle 22 artsen die zich de afgelopen zeven jaar bij justitie meldden, werden ontslagen van rechtsvervolging. Op 1 juli van dit jaar werd het protocol landelijk van kracht, omdat het op die datum werd overgenomen door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
Verder is de jurisprudentie ontstaan door de zaak tegen de arts H. Prins in 1995. De arts beëindigde in 1993 op verzoek van de ouders het leven van een zwaar gehandicapte baby van drie dagen oud. In deze zaak zei de officier van justitie onder meer: De handelwijze van Prins mag geen euthanasie genoemd worden, maar is het opzettelijk beëindigen van het leven van een wilsonbekwame zwaar gehandicapte baby. Verder zei hij: Bij wilsonbekwame baby’s kan actieve levensbeëindiging als moord worden gezien, waarvoor geen schulduitsluitingsgronden dan wel rechtvaardigingsgronden bestaan, en daarmee is de actie dus principieël strafbaar.
Hierna echter vorderde de officier geen straf, met als motivatie dat er sprake was van een dramatische problematiek en dat er in alle zorgvuldigheid werd gewerkt.
Beroep
In november van datzelfde jaar diende de zaak-Prins in hoger beroep bij het gerechtshof van Amsterdam. Hier werd de arts ook ontslagen van rechtsvervolging wegens een beroep op een noodtoestand (waarbij de arts verklaarde die noodtoestand zelf niet zo te voelen) en werd gezegd: De arts heeft bij het beëindigen van het leven en de uitvoering daarvan ten eerste gehandeld naar wetenschappelijk medisch inzicht en ten tweede gehandeld in overeenstemming met de in de medische ethiek geldende normen.
Bij dit vonnis valt de overeenkomst op met de wetenschappelijke medische inzichten en normen tijdens en ook voor het nazi-bewind in Duitsland.
Het gerechtshof ging wijselijk maar niet in op de aanklacht van de officier van Alkmaar, want wat zou er tegen zijn om de aanklacht als volgt samen te vatten: Er werd onder dramatische omstandigheden in alle zorgvuldigheid een moord gepleegd.
Na deze uitspraken heeft de toenmalige minister van Justitie, Sorgdrager, nog gevraagd de zaak voor de Hoge Raad te brengen, maar dat was volgens de procureur-generaal niet nodig, want volgens hem was met de uitspraak van het hof een belangrijke richtinggevende bijdrage geleverd aan de rechtsontwikkeling. Tot zover in het kort over de jurisprudentie.
Discriminatie
In het begin van dit jaar hebben we als leden van de wijkgemeente Amstelland, Gooi en Vechtstreek tegen deze ontwikkelingen protestbrieven aan de Eerste en Tweede Kamer geschreven. In die brieven kwamen we tot de conclusie dat er sprake was van ontrechting. We schreven onder meer: „Ook wij erkennen de moeiten en tragiek van de ouders bij wie een zwaar gehandicapt kind geboren wordt, maar de reactie kan toch nooit zijn dat daardoor een algemene rechtsregel ter bescherming van ieders persoonlijke onaantastbaarheid opgeheven wordt, en bepaalde groepen mensen van die rechtsregel uitgezonderd worden, immers concreet betekenen de uitspraken van de rechtbank dat gehandicapte kinderen van de volgende rechten genoemd in de Grondwet worden uitgesloten: artikel 11 (ieder heeft recht op de onaantastbaarheid van zijn lichaam) en artikel 1 (discriminatie op welke grond dan ook, is niet toegestaan). Discriminatie blijkt uit het feit dat in gelijkwaardige omstandigheden, zoals in de zaak-Prins, er bij een gezonde baby altijd straf gevorderd wordt.”
De bedoeling van de protestbrieven was dat de argumenten die er in stonden besproken zouden worden. De protestbrieven zijn echter niet plenair besproken. Alleen de SGP reageerde inhoudelijk op de brieven en was het eens met ons beroep op de Grondwet.
We hopen dan ook dat het alsnog duidelijk wordt dat het hier om een heel belangrijke zaak gaat en dat bij ongewijzigd regeringsbeleid een aanklacht bij het Internationaal Strafhof kan worden overwogen.
De auteur heeft als lid van de wijkgemeente Amstelland, Gooi en Vechtstreek meegedaan aan een protestactie tegen het Gronings protocol.