Delft krijgt sierlijke kanonnen terug
DELFT - Het Legermuseum in Delft verwacht aanstaande week de komst van twee kanonnen, die in de 17e eeuw werden geschonken aan de Staten van Holland en West-Friesland.
Het gaat om twee bronzen Benningh-kanonnen, die speciaal voor de tentoonstelling ”Voor Napoleon, Hollanders in oorlogstijd 1792-1815” in Delft terugkeren. Vanaf 14 oktober is het historische duo voor publiek te zien. Kanongieter Albert Benningh uit Lübeck maakte de pronkkanonnen als dank voor verkregen opdrachten.Tot 1811 stonden de versierde kanonnen samen opgesteld in het ammunitiemagazijn, het Armamentarium, waarin tegenwoordig het Legermuseum is gehuisvest. Ze waren voor de sier gemaakt, maar konden wel schieten, liet het museum vrijdag weten. In 1811 echter nam keizer Napoleon Bonaparte de kanonnen als krijgsbuit mee naar Parijs.
Na de verovering van Parijs in 1814 gingen de kanonnen opnieuw als trofee mee met de overwinnaars, de Pruisen en de Oostenrijkers. Daardoor werden ze van elkaar gescheiden; het ene kwam terecht in Wenen, het andere in Berlijn, vanwaar de Russen het in 1945 meenamen naar St.-Petersburg. Daar is het kanon nog steeds in het Artilleriemuseum te zien.
Vanaf 1913 heeft Nederland vergeefse pogingen gedaan om de stukken in bezit terug te krijgen. Ze zijn echter nog steeds eigendom van de Russische en de Oostenrijkse staat.
Ter gelegenheid van de expositie, die tot en met 2 april 2006 loopt, heeft het Legermuseum de kanonnen in bruikleen. Het is nu voor het eerst sinds 195 jaar dat ze staan op de plek waar ze tussen 1691 en 1811 ook stonden.
Op de tentoonstelling zullen verder de steek en de uniformjas van Napoleon Bonaparte te zien zijn.