Gure wind in Brussel
Veel gevestigde politieke partijen in Europa zitten in de hoek waar de klappen vallen. Vooral links is bij de kiezer even helemaal uit de mode. De sociaal-democraten verliezen overal. Ze hebben inmiddels in diverse landen van de EU hun regeringsdeelname verspeeld.
In combinatie daarmee doen ultrarechtse en populistische groeperingen bij de stembus juist goede zaken. Door deze electorale ontwikkelingen waait er een gure wind rond de Unie, aan de vooravond van beslissingen over twee belangrijke ambities: de uitbreiding en de interne hervorming.
Het begon met het succes van Haider in Oostenrijk. Vervolgens kwam in Italië Berlusconi aan de macht, die een coalitie aanging met de extreme Lega Nord van Bossi. In Frankrijk zorgde Le Pen voor een schokeffect. En bij ons slaagde Fortuyn erin een aardverschuiving in het parlement te bewerkstelligen. Het imago dat Nederland genoot van een braaf gidsland en van een voorbeeld van stabiliteit heeft een stevige deuk opgelopen, zo valt te concluderen bij het lezen van de buitenlandse commentaren.
Uiteraard zijn de genoemde personen wat hun ideeën betreft niet op één lijn te plaatsen. Wijlen Fortuyn zou onrecht worden gedaan wanneer hij zou worden vergeleken met bijvoorbeeld de racistische Jean-Marie Le Pen. Maar wel valt vast te stellen dat ze allemaal dezelfde onderwerpen voor het voetlicht halen, zoals het asielvraagstuk en orde en veiligheid. De aandacht voor die terreinen ligt ten grondslag aan hun opmerkelijke resultaten bij de verkiezingen.
De betrokken politici hebben in ieder geval bereikt dat hun favoriete thema’s nadrukkelijker op de agenda verschijnen. Zo kondigden de Britse premier Blair en zijn Spaanse ambtgenoot Aznar aan dat zij het asiel- en immigratiebeleid over twee weken uitgebreid willen bespreken tijdens de EU-top in Sevilla. Schröder en Chirac sloten zich bij dat voorstel aan.
De bedoeling van die leiders is uiteraard te vermijden dat de belangstelling voor deze problematiek wordt gemonopoliseerd door radicaal rechts. In de voorbije jaren lukte het de lidstaten niet of nauwelijks vooruitgang te boeken op weg naar een gemeenschappelijke benadering voor de opvang van vreemdelingen. Of er ditmaal wel een door de burger als daadkrachtig ervaren Europees antwoord komt op het zich bij hem manifesterende ongenoegen, valt te betwijfelen.
De protestpartijen hebben eveneens gemeen dat zij vooral tamboereren op het bewaken van het nationale eigenbelang. Zij nemen tegen die achtergrond in het algemeen een weinig vriendelijke houding aan tegenover Brussel. Soms zijn zij in hun opstelling als ronduit anti-EU te bestempelen.
Dit laatste is te zien bij Le Pen, die bepleit dat Frankrijk uit de Unie stapt en die hamert op herinvoering van de frank. Fortuyn drong aan op het opzeggen van het verdrag van Schengen, dat voorziet in afschaffing van de controles aan de binnengrenzen in de gemeenschap. Berlusconi benadrukte diverse malen dat hij de Italiaanse opvattingen met meer inzet zal verdedigen. Hij bracht dat eind vorig jaar in praktijk door lange tijd de discussie over een gezamenlijk arrestatiebevel te bemoeilijken en door een besluit over de vestigingsplaats van een aantal agentschappen te blokkeren.
Bondskanselier Schröder wees onlangs de snelle veranderingen die zich voltrekken aan als mede een oorzaak van de stijgende populariteit van extreem rechts. President Chirac erkende in dit verband onvoldoende alert te zijn geweest op de gevolgen van de globalisering. Eenwording en uitbreiding van de EU, vervagende grenzen wereldwijd: de burger ziet zich geconfronteerd met grootschaligheid alom.
Niet iedereen vindt dat prettig. De aanslagen van 11 september en de huidige inzinking van de conjunctuur versterken het onbehagen; de verdoving van de economische groei en van de omhoogschietende aandelenkoersen is uitgewerkt. Mensen krijgen opeens meer oog voor de maatschappelijke problemen. In een reactie zoeken zij zekerheid in het oude en vertrouwde, in de nationale omgeving.
Lijfsbehoud dwingt de politieke elite daarop in te spelen. Met name Schröder, die ervoor knokt in september niet op eenzelfde wijze door de bevolking afgestraft te worden als zijn geestverwanten elders in Europa, illustreert dat. Hij hekelt de Europese Commissie. Die heeft naar zijn mening niet genoeg oog voor de specifieke belangen van de Duitse industrie. Zo trok hij ten strijde tegen plannen van Bolkestein om belemmeringen voor vijandige bedrijfsovernames door een buitenlandse concurrent uit de weg te ruimen.
Ondertussen naderen de voorbereidingen voor de toetreding tot de Unie van tien kandidaat-leden het finale stadium. Tegelijk echter valt steeds meer twijfel te beluisteren over een snelle aansluiting van die groep als geheel. Voorzichtig klinken er geluiden om een positief eindoordeel niet als vanzelfsprekend te beschouwen.
De zogenaamde conventie, met vertegenwoordigers van de EU-instellingen en van de afzonderlijke regeringen en parlementen, beraadslaagt over ingrijpende hervormingen. Maar de vraag is of de actuele politieke situatie in Europa niet een succesvolle afronding van dat debat in de weg zal staan. In ieder geval geeft de kiezer zeker geen signalen af dat hij een richting wenst in te slaan van meer zeggenschap voor Brussel en een grotere centralisatie van macht op dat niveau. Evenmin zit hij te wachten op nog ingewikkelder procedures.
Het electoraat is op drift geraakt, zo valt te constateren. Onder invloed daarvan zijn de omstandigheden in de EU om met elkaar zaken te doen verslechterd. Dat betekent dat de uitbreiding en de verdere eenwording, de grote projecten die de komende jaren hun beslag moeten krijgen, wel eens in de knel kunnen komen.
A. A. C. de Rooij